e een zomer-zon binnen, straalde in de glazen voor elk bord
geschaard, bevonkelde den wijn, deed het goud van de spiegellijsten en
de schoorsteenpendule blinken, verhelderde het witte tafellaken en de
sloofjes van de kellners, schemerde schijnsels van frischheid over de
fletse wanden, poeyerde stofgoud door de kroezige haren van de vrouwen.
De pastijtjes werden binnengedragen. Een uitwaseming was over de tafel,
als bij felle kou 's winters in een dicht rijtuig, dat vol is. Een
soeplucht steeg naar de zoldering. De heeren veegden hun snorren en
kinnen schoon, zwaayend en duwend met de servetten. Heeren krabden zich
achter hun ooren, legden beide handen half toegeknepen, de zegelring
goed zichtbaar, aan weerszijde op de tafel naast hun bord, keken rond,
schuin-smakkend met de lippen van voldoening over de gegeten soep,
schuin langs hun buurvrouwen naspeurend of er gevoeglijk een gesprek te
beginnen zou zijn. Andere heeren snoten hun neuzen; eenige deden het met
hun rug naar de tafel en snoten half achter de ruggen van die naast hen
zaten; twee dames schrokken even. De jonge meisjes staarden voor zich en
hielden de handen op elkaar gedrukt achter het leege soep-bord, andere
bekeken de bewegingen van het licht tegen de muren en namen den schijn
aan hun armbanden in orde te doen. De oudere dames kruimden een stukje
brood en groetten glimlachend, met lichten hoofdknik, de menschen die te
laat kwamen. Een oude vrijster kon haar grijze oogen maar niet van den
jongsten kellner afhouden, een blonden baardeloozen krullekop met dikke
korte lippen, die handig de pasteitjes tusschen de gasten in kon houden,
zonder ze ooit aan te raken of hen te noodzaken een beetje op zij te
buigen. De schuivende stappen van de kellners klonken droog en krakend
af op het zeil over de vloer. Dit geluid vermengde zich met den doffen
klank van de schoone borden, die den gasten voorgeschoven werden, op het
tafellaken, met het gekletter van stapels borden, die in een hoek van de
zaal werden neergezet, met het zilveren getik van de vorken en messen,
die sommige heeren naast hun bord tegen elkaar lieten glijden of onder
het eten samentikten.
Onder de soep had niemant een woord gesproken.
Zachtjes werden er nu koele gesprekken begonnen. Beginnende glimlachjes
waren om enkele monden. Zij spraken, schor, en fluisterend, over het
mooye weer, over de aangename ligging van het hotel, over het
muziekfeest gisteren-avond in Keulen, over hun reizen. Een jongen v
|