o dat tranen kleine donkere vlekjes maakten op
haar gele stofjas.
Nog erg boos, ging hij nu weer op zijn oude plaats zitten. Maar hij kon
niet meer slapen. Hij nam zijn Baedeker en begon knorrig te studeeren op
het plattegrondje van een stad, die zij al lang achter den rug hadden,
zonder te weten wat hij las.
De blauwe gordijntjes hingen slap langs de raampjes neer en de vaal-gele
schijn van het duistere lampje aan de zoldering trilde hevig door den
jagenden en schokkenden wagon. Het begon er benauwd-warm te worden.
Mathilde beefde in haar hoekje; een onbegrijpelijke angst had zich van
haar meester gemaakt. Zij begreep niet goed, waarom ze zoo bang was
geworden voor Jozef. Maar ze had een schrik van hem gekregen. Neen, aan
dien man had zij zich zelf niet heelemaal gegeven. Dat was maar schijn
geweest. Een ijzig gevoel van vervreemding huiverde door haar hersenen.
Zij was bang voor nu en voor later. Nu was hij te-rug-gegaan toen zij
weigerde, maar zou dat altijd zoo zijn, zou hij later nog wel niet eens
verder kunnen willen gaan, tegen haar tranen, tegen haar smeken in? Zou
hij haar niet eens te lijf willen gaan, om haar kwaad te doen, haar pijn
te doen? Zij vreesde, ja, zij vreesde alles, maar wat dan, wat alles? Er
bestond geen reden voor haar angst. Mocht hij dan niet doen, wat hij
gewild had? Immers ja. Wat bezielde haar dan toch om op-eens zoo'n
afschrik te hebben? 't Was heel natuurlijk en gepermitteerd, wat hij
wou. Dat was het huwelijk, dat was de liefde. Alle mannen handelden zoo
tegenover hun vrouwen. En zij-zelf, wat had zij-zelf niet gedaan dien
morgen in het bosch? Wat scheelde er dan toch aan, wat maakte haar zoo
kriegelig, wat gaf haar dien onweerstaanbaren weerzin? Neen, zij begreep
zich-zelve niet meer. Zij was moe, zij was zenuwachtig. Het dansen van
den wagon om haar heen matte haar af. O, was 't maar gedaan! Waar was 'r
einde van de reis, van de lange, al te lange reis? Zij zuchtte en deed
haar handen voor zich uit in een wensch om verlossing, als om iets van
zich wech te duwen.
De trein ging langzamer. Zij waren dicht bij een station. Zij zouden
even iets gaan eten. Jozef stond op, knoopte zijn jas dicht en zocht
zijn hoed. Toen hij voorbij Mathilde boog om het portierraampje open te
maken, hoorde hij haar snikken: "vader, vader!"
VI.
De table-d'hote was juist begonnen in het hotel Belle Vue te Deutz,
over Keulen, aan den anderen Rhijnkant. Door de acht hooge vensters
helderlacht
|