zoo wat afleiding
geven. Het woord "avond" en "afleiding" deed Mathilde aan haar piano
denken. Zij lachte in haar eigen, terwijl zij schreef: hoe maakt het de
piano? Die komt nu zeker nooit meer open? Zoo ging zij nu voort. Na haar
vader in al zijn kleine gewoonten en geliefde bezigheidjes herdacht te
hebben, was zij op de piano gekomen en zoo verder op nog andere stukken
huisraad. Zoo het theeblad en de broodmand, de leuningstoel in de
achterkamer, de mooye lampen van het zaaltje. Zij voelde zich wel een
eeuw al gescheiden van al die zaken, die zij een week te voren nog had
gezien. Toen zij de brief af had, kwam Jozef juist binnen, die haar een
boeketje veldbloemen gaf. Zij dankte hem zoo maar, zonder zoenen. Hij
vroeg haar, wat zij nu wilde gaan doen. Zij antwoordde: pianospelen.
Stellig zou hier ook wel een piano wezen, voor het gebruik van de
logees. En Jozef liet haar weer alleen. Zij wilde liever, dat hij niet
bleef luisteren, zei ze. Nu begon hij zich bepaald te vervelen, hij
wandelde op en neer voor en door het huis, hij zocht praatjes te maken
met het andere gezelschap, hij speelde met die lieve kleine meisjes, die
hier ook logeerden. Hij bladerde in zijn reisboek, hij rookte cigaren,
beneden bij de rozepotten, hij stond op en ging weer zitten. Hij dronk
alleen thee, toen pons, toen wijn. Hij ondervroeg de kellners naar de
omstreek. Hij zat, met de ellebogen op de knieen en draaide zijn twee
duimen rond over elkaar. De versleten pianotoon van Mathildes muziek
trilde boven door het venster voort in de avondlucht. Jozef kreeg zijn
wandelstok en ging kuiltjes wroeten in het zand. Daar hield Mathilde op
met spelen. Fluisterend vroeg zij hem uit het venster, of hij niet boven
wou komen. Hij ging naar boven. Zij stelde hem voor nog een beetje over
hun reisplannen te spreken, samen iets verfrisschends te drinken en dan
vroeg naar bed te gaan, want zij was moe, en dan zouden zij morgen vroeg
een lange wandeling kunnen maken, in een andere richting dan die van
eergisteren, om verder de mooye omstreken te leeren kennen. Zij deden
zoo als Mathilde het verlangde, maar zij bleef toch den heelen avond
stil en te-ruggetrokken.
Den volgenden dag maakten zij de afgesproken lange wandeling. Zij gingen
tot heel ver, Jozef weer in zijn licht-grijze pak en een groote strooyen
hoed op zijn hoofd, Mathilde in haar ruwe blauwe jurk. Zij liepen over
een weg vol zon en stof, wel anderhalf uur van Valkenburg af. Bij elken
stap dwarrelde
|