ezorgdheden van Jozef, die haar
alles zoo gemakkelijk mogelijk maakte, merkte zij niet eens. Zij zat
daar, lijkwit. Een onbestemde nieuwsgierigheid drong huiverig door haar
verdooving heen. Zij dacht aan niets eigenlijk. Haar keel was droog. Het
was haar te moede, als stond zij in een dikken grijzen damp met een
ondoordringbaar verschiet in de rondte. In een nevel van onuitgedrukte
aandoeningen ging zij haar nieuwe leven in.
V.
Jozef en Mathilde waren voor den burgemeester getrouwd en voor den
pastoor. Dit laatste om dat de Stuwen het, voor de menschen, om niet af
te wijken van het gebruik, gewild had en zonder op Mathilde indruk te
maken. Zij was te erg wech geweest door al het andere. Haar vaag gevoel
als het 's zomers 's morgens heel mooi weer was of boven een roman, dat
zij zich als haar geloof dacht, werd wel even een beetje opgewekt, maar
zij voelde zich eigenlijk geen echte, katholieke vrouw, zoo als haar
moeder geweest was. Maar toch, toen zij een week getrouwd was, begon zij
te denken meer dan zij vroeger had gedaan, dat 't van Jozef vreemd was
zoo aan niets bovennatuurlijks te gelooven. Buitendien had zij haar
liefde van verleden jaar nog niet voelen te-rugkomen. Zij was nog altijd
een beetje bang voor Jozef, hoofdzakelijk 's avonds en 's morgens vroeg.
Zij had geen verwondering in zich zelve gemerkt over wat er met haar
gebeurd was, maar zij had er Jozef niet liever om gekregen. Alles kwam
haar natuurlijk en toch vreemd voor. In vreemde omgevingen, onder
allerlei vreemde gewaarwordingen, leefde zij als een heel nieuw en
versch leven. Vele herinneringen van haar eerste halve jaar op het
kostschool vulden haar brein. Toen had zij ook zooveel ongekends beleefd
en had haar bestaan zich nieuw aan haar voorgedaan. Maar krachtiger dan
toen mengde zich nu de gedachte aan haar vader onder de andere. Hoe zou
't met hem gaan? Hoe zou hij zijn dagen wel slijten? Zij schreef hem
alle dag en kreeg driemaal in de week antwoord.
De huwelijksreis was door Jozef en den ouden heer na rijp beraad zoo
vastgesteld: Zij zouden den avond van hun vertrek gaan tot Arnhem,
verder naar Parijs: dan zouden zij langs de Middellandsche Zee naar Rome
gaan en de terugreis over Duitschland doen. Jozef voorspelde ontzaglijk
veel genot van zoo een groote reis. Hij was toch een liefhebber en had
er in een helen tijd niet aan gedaan maar ook voor Mathildes
wereldkennis was de uitgestrektheid van de roete uitstekend. In
Valkenburg een
|