evoerd was, had zij over het hoofd geslagen,
terwijl haar voorhoofd bijna geheel bedekt was door een stijf
vastgeknoopten doek, juist alsof zij aan erge hoofdpijn leed. Onder de
oogen lagen onnatuurlijk donkere, breede kringen en ... boven de
bovenlip was een geelwit snorretje te zien, dat sterk aan verkleurd
poppenhaar deed denken. Het heksje stak den mond ver vooruit, en liep
zeer gebogen. En met een akelig doffe stem sprak ze:
"Ik heb een lange reis gemaakt. Bij de meren van Killarney ben ik
geweest; aan den voet van den hoogen berg Carran Tual woon ik. De
_leprechauns_ hebben mij betooverd! Een schoone, jonge maagd ben ik
geweest...." hier giegelde May hardop--"nu ben ik een oude, oude
heks...."
"Kom toch wat dichter bij, heksje," zei Hedwig, haar vriendelijk bij de
hand nemend en het heksje liet zich in den kring leiden, maar begon,
toen men al meer en meer om haar heen drong om haar goed te bekijken,
zulke afschuwelijke geluiden te maken dat May oneerbiedig uitriep:
"O Bunny, houd toch op!"
Allen lachten, doch nu keek het heksje zeer toornig, hare groene oogen
flikkerden en met haar stok op den grond stampend, riep zij uit:
"Past op! Past op! Neemt u allen in acht of ik zend u naar de
_leprechauns_!"
"De _leprechauns_? Wat zijn dat toch voor dingen?" vroeg Hedwig en de
heks hief dreigend haar stok op en zei verontwaardigd:
"Dingen! Durft gij het wagen de geduchte _leprechauns_ _dingen_ te
noemen? Hoor, gij lichtzinnige Germaansche en gij, kinderen van het
groene Erin, hoort, hoe ik in mijne _Geschiedenis der Leprechauns_, deze
machtige berggeesten beschreven heb ... maar geeft mij dan eerst een
stoel, want mijne stramme leden worden moe."
"O, hoor Bunny eens! Haar stramme leden!" riep Nesta, maar Boy zette
vlug een stoel bij het bestje neer en vroeg:
"En toen ... en toen?"
"Boy moet eigenlijk naar bed," zei Bridget.
"Laat deze zoon van Erin eerst nog een oogenblik naar mij luisteren,"
zei het oudje. En op plechtigen toon vervolgde ze:
"De _leprechauns_ zien er uit als allerverschrikkelijkst leelijke,
verschrompelde oude dwergen met heel groote neuzen en kleine, valsche,
gniepige oogen, die altijd schuin staan. Niettegenstaande hunne nietige
gestalten zijn de _leprechauns_ al uit de verte te herkennen aan de
roode buisjes, waarbij zij altijd kuitenbroeken en lage schoenen met
gespen dragen en aan de puntmutsen, waarmee zij hun borstelig haar
bedekken. De _leprechauns_ wonen in de bergen e
|