den";--maar luider nog klonk het
"hoera!" 's avonds, toen eindelijk het lang verbeide oogenblik daar was
en de boodschap boven kwam, of _Mademoiselle_ nu met de vier kinderen
beneden wilde komen.
De meisjes zagen er allerliefst uit, geheel in 't wit en ieder met een
toefje heliotropen, de lievelingsbloem van Mrs. Balvourneen, in het
borduursel van hare breede kragen. Boy had ook een wit pak aan en zoo'n
grooten ruiker tusschen zijn das gestoken dat allen er om lachen
moesten. Toch wilde hij er de bloemen alle in houden. "Dat vindt moeder
prettig," beweerde hij. "En Boy ook, geloof ik," zei Hedwig en Boy
knikte maar eens even, heel genadig; hij vond het onnoodig verder over
de zaak te spreken.
Hedwig had zich ook netjes gemaakt in wit mousseline met een lichtblauw
streepje. "_You look awfully pretty_," zei Bunny met groote
openhartigheid en Hedwig lachte. Jong meisje als zij was, beviel het
komplimentje haar toch nogal. Zij vond het dwaas van zichzelf, maar zij
was bepaald wat opgewonden over dien gewichtigen tocht naar beneden. Het
zou zoo aardig wezen ook eens iemand te spreken, al was het maar voor
een oogenblikje en later alles van dezen avond naar huis te schrijven.
Bunny had gelijk, zij was werkelijk "_pretty_" nu; het was of het mooie,
blonde haar en het echt jonge in de heldere, grijze oogen meer tot hun
recht kwamen, nu zij zich eens naar haar leeftijd had gekleed.
"Gunst, Maddy heeft nog geen heliotropen aan," riep Nesta uit, een paar
bloemen uit het glas nemend. "Neen, ik draag geen bloemen," zei Hedwig,
haar afwerend, maar de meisjes drongen zoo sterk aan en maakten het
ruikertje zoo handig vast tusschen de kant van haar lijfje, dat zij het
maar rustig liet waar het was en opgewekt met de kinderen naar de groote
eetzaal toeliep, die alleen bij bizondere gelegenheden werd gebruikt.
Verlegenheid kende zij over het algemeen nauwelijks; toen zij echter met
de vier kinderen om zich heen bij den ingang van de eetzaal stond,
plotseling tegenover een veertig- of vijftigtal menschen, die een voor
een opzagen en naar haar keken, verloor zij toch een oogenblik hare
tegenwoordigheid van geest. De kinderen werden dadelijk door kennissen
geroepen en snelden heen en zij bleef alleen staan, niet recht wetend
wat zij doen zou. Terstond sprong een der jongere heeren op om haar een
stoel aan te bieden, maar Mr. Balvourneen, die dicht in de buurt zat,
legde de hand op zijn arm en zeide, duidelijk verstaanbaar voor Hedwig:
|