e twee meisjes gaarne mee nemen; de vorige maal zijn
Kathleen en Gerald mee geweest." (Als Mrs. Balvourneen in een bizonder
deftige stemming was, sprak ze nooit over Bunny en Boy, maar steeds over
Kathleen en Gerald.)
"Nu ik weet," vervolgde ze, "dat u er niet van houdt menschen te
zien,"--Hedwig trok de wenkbrauwen op; dat had zij niet gezegd!--"sta ik
u natuurlijk gaarne toe in het rijtuig te blijven, terwijl wij ons
bezoek maken. Ik ben er echter op gesteld dat u mee gaat."
Hedwig haastte zich te zeggen dat zij hiertoe natuurlijk ten volle
bereid was, maar den Zaterdagmiddag daarop was zij zeer geneigd hare
woorden weer in te trekken. Want Nesta was toen zoo onhandelbaar dat er
letterlijk niets met haar was te beginnen en Bridget, die haar netjes
kleeden moest en door het ondeugende kind de eene jurk na de andere uit
de handen werd gerukt, geen raad meer wist en met een hoogroode kleur
bij Hedwig kwam om hulp. Met vereende krachten kregen zij haar eindelijk
klaar, nog maar net bijtijds, want Mrs. Balvourneen zat reeds met May
naast zich in 't rijtuig en begon ongeduldig te worden.
"_Ik_ wil naast moeder zitten!" riep Nesta, toen zij goed en wel naast
Hedwig in het rijtuig zat en dit op het punt was om weg te rijden.
"Neen, neen, dat kan nu niet meer, mijn schat, het blijft nu zooals het
is. Op den terugweg mag mijn kleine Nesta naast mij zitten," zei Mrs.
Balvourneen.
"Neen, nu, ik wil nu naast u zitten, niet naast Maddy!" riep Nesta heel
boos. "Ik blijf hier niet zitten, dat wil ik niet!"
Zij stond op en trachtte May van haar plaats te duwen, maar haar moeder
strekte de hand uit en drukte haar terug.
Buiten zichzelf van drift greep het kind nu den kostbaren kanten mantel
van haar moeder beet, trok er woest een groote scheur in en riep nog
eens: "Ik wil naast moeder zitten!"
"O Nesta!" Een oogenblik keek Mrs. Balvourneen zeer ernstig, doch toen
Nesta de oogen neersloeg, werd zij al heel gauw verteederd en, haar bij
de hand nemend, vroeg zij wel wat overbodig:
"Wou je dan werkelijk zoo erg graag naast mij zitten?"
"Ja, ja!" snikte Nesta.
Hedwig waagde het op te merken dat het beslist beter zou wezen haar
thuis te laten.
Mrs. Balvourneen verwaardigde haar echter met geen ander antwoord dan
met een blik, die duidelijk zeide:
"Ik geloof dat _ik_ hier meesteres ben, niet waar?"
Met de grootste kalmte liet zij een anderen mantel komen. Toen moesten
de plaatsen worden omgeruild en kreeg Nesta
|