sing werden later thee en _cake_
binnengebracht--een ongekende lekkernij in het _home_--en de directrice
had zelfs voor allen een klein geschenk, dat zij ieder met een paar
hartelijke woorden ter hand stelde.
"Ik heb wezenlijk toch zoo'n gelukkigen Kerstdag gehad," schreef Hedwig
's avonds nog aan haar moeder, "en nu ga ik, echt verkwikt door dezen
prettigen vacantiedag, weer dubbel ijverig aan het zoeken. Ik ben
benieuwd waar het nieuwe jaar mij brengen zal."
Vooralsnog scheen dit raadsel niet te zullen worden opgelost, want hoe
zij ook haar best deed, hoe zij ook iederen dag weer _meer_ schreef en
meer bezocht--het liep alles op niets uit. Zij zou er wanhopig onder
geworden zijn, als zij niet met alle energie, die in haar was en met het
oude, krachtige geloof in den steun van Gods liefde, alle moedeloosheid
in zich had onderdrukt, evenals zij het vreemde gevoel van afmatting
trachtte te onderdrukken, dat haar meer en meer plagen ging. Zij spoorde
en tramde en las en schreef maar door, altijd maar door--_eens_ zou ze
toch zeker slagen!
Na een nacht van knagende kiespijn, waarin het druppelgeluid in den hoek
van haar kamer haar haast dol had gemaakt, stond zij op zekeren dag
duizelig en loom op. "Wat doe ik toch mal!" zei ze een paar malen, toen
het juist was of alles met haar in de rondte danste en het haar maar
niet gelukken wou de zeep uit het bakje te krijgen. "Geen gekheid,
Hedwig, straks in de lucht zul je wel weer opknappen!"
Zij voelde zich werkelijk beter, toen zij ontbeten had en in de
buitenlucht kwam, al was het dezen ochtend zoo mistig dat zij er een
oogenblik van schrikte, toen zij de voordeur opende. Wel hadden zij bij
gaslicht moeten ontbijten, maar dat was in deze donkere dagen geen
zeldzaamheid en dat het in en om Londen in Januari, zoowel als in
December misten kon, wist zij nu reeds lang. Maar zoo erg!
Ze knipte met de oogen, toen zij voorzichtig--want zoo dicht voor haar
hing de nevel dat zij telkens bang was tegen iemand aan te stooten,---de
straat doorgeloopen was. Lag het ook soms aan haar, was de mist
eigenlijk wel zoo zwaar of waren hare oogen vermoeid na den bijna
slapeloozen nacht en kon zij daardoor zoo slecht zien vandaag?
Ze vond het prettig, toen zij het boekwinkeltje had bereikt en even
rusten kon; toch was er een zekere gejaagdheid in haar om voort te
maken, zoo gauw mogelijk voort te maken dat zij toch verder kwam en
eindelijk eens werk machtig werd en haastig sloeg zij de
|