uden en niet lachen
moet; _ik_ zou zoo verschrikkelijk moeten lachen! Ik kan mij nu al niet
inhouden; ik kruip maar achter u weg, anders ziet May mij nog en dan
breng ik haar misschien in de war! Zij zal wel 't allerlaatst moeten
zingen; wat een toer om eerst naar al die anderen te moeten luisteren!"
May scheen het echter volstrekt geen "toer" te vinden; zij vond zingen
en ook luisteren naar zang, altijd een genot en zij stond rustig naast
de zes jonge dames haar beurt af te wachten met een uitdrukking van
innig welbehagen in hare blauwe oogen.
Alle gasten keken thans in een richting naar de plek, waar de meisjes
stonden en nagenoeg alle gezichten glimlachten, zoodat het voor de
zangeressen zelf niet gemakkelijk was ernstig te blijven, wat toch
noodzakelijk was bij het bedenken van een lied, dat de harten in
ontroering moest brengen. Men zette zich tot luisteren, toen, op een
teeken van Mr. Balvourneen, nummer een begon te zingen, maar nauwelijks
had zij een paar noten doen hooren, of zij sloeg de handen voor het
gezicht en barstte in lachen uit. Al die vroolijke, nieuwsgierige oogen
voor haar werkten al te zeer op hare lachspieren en met een zucht moest
zij eindelijk tot de bekentenis komen dat zij werkelijk van avond niet
goed zingen kon. De lachmanie werkte, zooals het doorgaans gaat,
aanstekelijk en nummer twee en drie brachten het er niet veel beter af.
De anderen hadden meer weerstandsvermogen en zongen haar lied eenvoudig
en zeer zuiver; Hedwig genoot terwijl zij luisterde en ook de gasten
waren blijkbaar getroffen, maar van diepe ontroering was weinig te
bespeuren.
"Nu is het May's beurt! O, ik stop mijn zakdoek in den mond,"
fluisterde Bunny, nog steeds achter Hedwig verscholen. "Ik geef geen
kik!"
May toonde echter geen de minste zenuwachtigheid. Met een tevreden trek
op haar lief gezicht, stond zij, geheel een kind nog, thans alleen voor
de palmen en begon, met het donkere hoofdje een weinig naar voren
gebogen, zacht te zingen.
Een, volgens Bunny "allerakeligste" jonge man had de lafheid zijn
buurvrouw een flauwe aardigheid in te fluisteren, die haar hoorbaar
giegelen deed, maar ook dit geluid verflauwde, langzamerhand gleed de
lach van de gezichten weg en luisterden allen met ontroering naar de
schoone melodie van het lied, dat wel door weinig Ieren gevoelloos kan
worden aangehoord, het lied van Thomas Moore, ook aan Hedwig nu reeds
zoo vertrouwd: "_Let Erin remember the days of old._"
Toen May
|