binnenplaatsje. Het zeil, dat er
lag, was zoo kaal dat er van het oorspronkelijke patroon niets meer was
te ontdekken en de draden er doorheen kwamen; toch had alles meer een
armoedig dan een slordig aanzien, vond Hedwig, die erg haar best deed
het kasteel Balvourneen met zijn smaakvolle weelde en bloemenpracht,
zonneschijn en vroolijke kinderen, voor het oogenblik althans, uit hare
gedachte te bannen.
Zij volgde de directrice naar een hoogst eenvoudig gemeubileerd
vertrekje, dat ook weer licht kreeg--veel was het inderdaad niet!--door
een raam met uitzicht op het genoemde binnenplaatsje. Niemand zou het
ooit een "aardig" of "lief" kamertje hebben kunnen noemen, maar met een
dankbaar hart merkte Hedwig op dat het bed er frisch en behagelijk
uitzag en toen de directrice verdwenen was, haastte zij zich, zich te
ontkleeden en onder de dekens te kruipen. Zij zou vandaag maar niet aan
het ontbijt komen, had zij gezegd en met een zucht van welbehagen legde
zij haar hoofd op het kussen, blij dat ze niet voor zoowat half een weer
zou behoeven op te staan om klaar te zijn voor het _lunch_.
Wat was het een genot de beenen eens flink uit te strekken en aan niets
te denken dan aan: rust ... rust! "He, hoe heerlijk dat ik niet meer op
de boot ben," fluisterde zij, het dek over zich heentrekkend; toen viel
zij in slaap.
Zij werd een uurtje later wakker door het eentonig geluid van geregeld
neervallende waterdruppels, die almaar, als op de maat, hun tik ... tik
... tik ... lieten hooren. Wat kon dat toch wezen? Regen was het niet,
daarvoor kwam het geluid met te lange tusschenpoozen, maar waar kwam het
dan toch vandaan? Het onophoudelijk getik begon haar nu zoo te hinderen
dat zij er boos om werd op zichzelf en wrevelig uitriep: "Wat kan mij
die leelijke muziek nu toch schelen? Kom, ik ga weer slapen!" Ze keerde
zich om en wikkelde zich nog eens warmpjes in de wollen dekens, maar ...
het slapen vlotte niet meer. Telkens opnieuw, als zij bijna sliep, deed
het hatelijke tik ... tik ... haar weer klaar wakker worden en eindelijk
ging zij knorrig opzitten in bed en keek om zich heen.
Ja, nu zag zij het, daar kwam het vandaan! Dicht bij het voeteneind van
haar ledikant was onder het behang een pijp verborgen, waardoor
voortdurend druppels naar beneden kwamen. Waarom die pijp daar juist was
aangebracht, was haar niet duidelijk, maar zij veronderstelde dat het
met de waterleiding in verband stond en zij begreep dat zij zich zoo
goed
|