voelde
wel dat zij er niet zoo tegenop had behoeven te zien om naar haar moeder
toe te gaan en--het ook wel had kunnen laten!
Toen het eind October was, begonnen de kinderen reeds te spreken over de
kerstvacantie en het heerlijke kerstfeest, waarvan zij zich zeer veel
voorstelden. "Alleen maar jammer dat Maddy dan weg is," zei Bunny, maar
May zeide: "Wel jammer, maar heerlijk voor Maddy om thuis te zijn en wat
zal zij ons, als ze weer terug komt, veel nieuwe dingen te vertellen
hebben!" "Dat denk ik ook," zei Hedwig vroolijk en Boy verklaarde met
zijn mannenstem "best heelemaal mee te willen naar Duitschland," waarop
Nesta beslist beweerde: "Dan ik ook mee!" En dan moest Hedwig telkens
weer verhalen doen over het ijs en het verrukkelijke schaatsenrijden,
de vlug neervallende sneeuwvlokken en de bloemen op de ramen van een
echten winter, zooals geen dezer Zuid-Iersche kinderen er ooit een had
bijgewoond. Bridget luisterde dan al even aandachtig toe als het jongere
publiek en scheen soms wel wat te twijfelen aan de waarheid van Hedwig's
voorstellingen. Dat men poppen zou kunnen maken van sneeuw, kon zij
nauwelijks gelooven!
Hoe weinig dacht Hedwig in die gezellige uren, terwijl zij en de
kinderen elkaar hoe langer hoe beter begonnen te begrijpen en zich hoe
langer hoe meer aan elkaar hechtten, dat het met hare kerstvacantie zoo
geheel anders af zou loopen dan zij zich toen voorstelde!
Dat kwam zoo. Nesta hield zich, na de hevige driftbui in het rijtuig,
een poosje bizonder goed, wat voor Bridget en Hedwig een ware verademing
was en Hedwig hoopvol den tijd te gemoet deed zien, waarin het kind meer
zou gaan gelijken op May en Bunny en met dezelfde gulle goedhartigheid
als hare zusjes, haar eigen gewichtig persoontje meer op den achtergrond
zou weten te dringen. Het zou zoo heerlijk wezen, dacht Hedwig haast
moederlijk, als--ook door haar toedoen--de kleine Nesta opgroeide tot
een echt gelukkig menschenkind. "Ik houd veel van mijn werk, zooveel,"
schreef zij naar huis, "en ik stel er mij ook veel van voor er u van te
vertellen. Meer dan ooit ben ik blij dat ik hier gekomen ben en ik hoop
vurig dat ik hier jaren en jaren zal mogen blijven! Nu, daar is, dunkt
me, wel kans op. De kinderen zijn nog jong en alles gaat zoo prettig
tegenwoordig!"
"Jaren en jaren blijven!" Reeds twee dagen nadat zij dit geschreven
had, wist Hedwig dat het niet zoo zijn zou.
Zij was op zekeren ochtend, verlokt door het mooie weer, vroeg op
|