dwaze manier van
de tafel rolde, dat zij maar niet op konden houden met lachen. Toen de
tafel in orde was en Dorothy vroeg of zij den _bacon_ maar zou gaan
halen, verzocht Hedwig haar eerst nog een beetje bij haar te blijven
praten, maar Dorothy zei, plotseling weer ernstig en bedeesd dat zij nog
stof af moest gaan nemen op de bovenkamer. "Dan zal ik je even helpen!"
riep Hedwig, die na haar goede nachtrust in een bizonder opgewekte
stemming was en Dorothy nam haar mee naar boven naar een groote, zonnige
kamer, waar al hare schatten waren ten toon gesteld en naast een kastje
vol boeken, snuisterijen, teekeningen en groote kaarten met mooi
gedroogde bloemen, een bruin houten kist stond. "Daar is van _alles_
in," verklaarde Dorothy, "en daar spelen we mee, mijn vriendinnen en ik,
als wij een vrijen middag hebben. Dan houden wij hier allerlei
voorstellingen en dan helpt vader dikwijls mee om alles in orde te
maken. Moeder komt dan kijken. Maar den laatsten tijd is er niet veel
van gekomen, omdat moeder nogal ziek is geweest en wij moeten nu wachten
tot zij weer wat sterker is...."
Zij dribbelde ijverig heen en weer met haar stofdoek en gaf handig en
vlug aan de kamer een netter aanzien. Toen moest zij weer naar beneden,
eerst den _bacon_ en de eieren voor de gasten halen, toen haar moeder,
die laat opstond, haar ontbijt brengen, toen de bedden afhalen en de
waschtafels in orde brengen, daarna zelf ontbijten en eindelijk naar
school gaan, wat zij deed met een welgemoed: "_Good-bye_" voor Hedwig,
die haar bij het raam stond na te kijken.
Als zij om twaalf uur uit school thuis kwam, wachtte haar allerlei
huishoudelijk werk, dat haar moeder niet had kunnen af maken, dan weer
school en lessen, een wandeling met Mr. Dimbleby, wat werken in den tuin
en dan naar bed. Dorothy Dimbleby wist wel weg met haar tijd en vond dat
zij "een echt heerlijk leven" had! Zingend, zonneschijn brengend waar
zij maar kon, altijd bereid de handen uit de mouw te steken, soms tot in
het overdrevene bescheiden, dan weer uitgelaten vroolijk, maar door de
haar aangeborene beschaving des harten, nooit brutaal of onhebbelijk,
zoo was Dorothy Dimbleby,--een levenslustig en zacht klein vrouwtje en
de trots van hare ouders.
"Ach, dat dit schepseltje nu juist geen Duitsche gouvernante noodig
heeft!" zuchtte Hedwig, toen zij een week bij de Dimbleby's hadden
gewoond en Dorothy meer en meer hadden leeren kennen. "Maar _ik_ heb er
des te meer een noodig," z
|