j weer zoo hevig door kiespijn aangetast dat zij onmogelijk
terstond kon antwoorden op de vragen, die haar werden gedaan.
"Wacht maar, wij hebben allen tijd," klonk het vriendelijk, "en ga hier
nu eens zitten. Zoo'n erge kiespijn? Ja, dat is al heel akelig en dan
met dit weer! Dan is het ook haast net of men zichzelf niet is, he?
Blijf nu even heel stil zitten, dan zullen wij die wang eens onder
handen nemen en probeeren of wij die hatelijke pijn niet weg kunnen
maken."
Zij drukte Hedwig met zacht geweld achterover in een lagen stoel en liet
haar met de gezonde wang tegen de gevulde leuning rusten. Toen wreef ze
met hare vingertoppen geurige zalf over de zieke plek heen en weer, heen
en weer en langzamerhand voelde Hedwig tot hare onuitsprekelijke
verlichting, de kiespijn verdwijnen. Dankbaar sloeg zij de oogen op.
"Nu kan ik heel goed spreken," zei ze glimlachend.
Toen begon zij alles te vertellen: van de zonderlinge duizeligheid, die
haar den laatsten tijd kwelde, van de plotselinge, groote vermoeidheid,
het onstuimig kloppen van haar hart en eindelijk, met verheffing van
stem en met een kleur van opgewondenheid, van haar zoeken naar werk,
naar een betrekking, waar ze niet buiten kon....
De groote belangstelling in de ernstige oogen, die haar voortdurend
bleven aankijken, noopte haar haar geheele hart uit te storten en toen
zij eindelijk zweeg, was het met de plotselinge hoop dat Miss Hearty,
die zooveel menschen kennen moest, haar misschien aan een mooie
betrekking zou kunnen helpen!
Maar de dokter sprak in 't geheel niet over een betrekking. Zij deed
Hedwig een paar vragen, onderzocht haar nauwkeurig en zei toen zeer
beslist:
"Ik zou u aanraden eens een tijdlang volkomen rust te nemen."
"Wat?" Hedwig's zelfbeheersching begaf haar. "O neen, dat kan niet, dat
kan ik niet!" riep zij uit met wanhoop in haar stem. "Alles, maar dat
niet!"
"Waarom niet?" klonk het zeer rustig.
"Ik ben arm. Ik _moet_ zelf mijn brood verdienen en als het kan, nog wat
oversparen voor mijn moeder ook. Ik heb nog een weinig geld, het is niet
veel meer en als dat op is...."
"Het zal stellig genoeg zijn om uw verblijf te bekostigen in het
ziekenhuis, dat ik op het oog heb."
"Ja, ja, maar daarna, daarna? O, ik _moet_ geld verdienen en voor mij
zelf zorgen! Och, als ik door u geholpen kon worden aan werk, dan zou ik
u zoo dankbaar zijn...."
Ze had met veel vuur gesproken, nu kon zij niet meer. Zij kon zich ook
niet inhou
|