als het ging, aan dat druppelgeluid zou moeten gewennen, tenzij ze
liever met nog twee of drie meisjes op een kamer sliep. Andere kamertjes
voor een persoon waren er op het oogenblik niet over, had de directrice
haar meegedeeld.
Zij ging op haar rug liggen met hare handen gevouwen achter het hoofd en
dacht na. Van uit haar bed kon zij juist over het binnenplaatsje heen
een blik slaan in de benedenkamer van een huis aan den overkant. Zij zag
een oudachtig heer in een leuningstoel bij het raam zitten. Hij hield
het hoofd wat voorover gebogen en gaf door zijne houding een indruk van
verveling, die geheel in overeenstemming scheen met zijne omgeving en
het sombere weer buiten. Wat zag het er daar ook naargeestig en doodsch
uit, vond Hedwig. Zij moest eens even zuchten; toen riep zij op een
toon, dien zij te vergeefs trachtte spottend te maken:
"O, wonderschoon Glengariff! Ach Balvourneen! Balvourneen! O Bruce, mijn
lieve, beste, trouwe hond! O lieve, lieve May en Bunny...!"
Maar ze ging daar toch niet snikken?
Dat wou ze niet, heelemaal niet, daar mocht _niets_ van in komen en met
een sprong was zij het bed uit. Zij vond dat het hoog tijd voor haar
werd om eens flink aan den gang te gaan en zich niet meer over te geven
aan nuttelooze overpeinzingen.
Zij belde en verzocht het verbaasde dienstmeisje, dat er zich niet op
gehuurd achtte om "tusschentijds" de bewoonsters van het huis te
bedienen, haar wat warm water te brengen. Zij vroeg het zoo vriendelijk
dat het meisje het haar werkelijk bracht en met zeer grooten ijver toog
zij nu aan het werk om den gevlekten mantel te reinigen. Haar hoofd
klopte en zij voelde zich nog "raar" van de doorgestane zeeziekte, doch
daar zou ze nu maar geen acht op slaan; ze wou vooral niet te veel
letten op pijntjes en andere kleine lasten; ze wou vol moed en energie
haar weg gaan.
En zeer noodig bleek die energie, want prettig was het leven in dit
Tehuis voor Gouvernantes allerminst en het kostte Hedwig vooral in het
begin, moeite te gewennen aan het eenzame van haar toestand, aan het
schamele, echt armoedige van de geheele omgeving en aan de zeer sobere
maaltijden, die stellig beter waren dan die op het beruchte Hill House,
maar er haar toch, juist door de karigheid van het voedsel, wel aan
herinnerden. Daarbij kwam dat het menu iedere week voor iederen maaltijd
precies hetzelfde was en men er dus bij voorbeeld vast op kon rekenen,
Maandags aan het ontbijt geregeld een plak worst
|