s
als in een droom liet zij zich lijdelijk verder brengen, zonder het ook
maar in 't minst vreemd te vinden dat zij, Hedwig Eiche, zich nu in een
ziekenhuis bevond en door een pleegzuster gesteund, door breede, hooge
gangen liep, waarop ontelbare deuren van ziekenkamers uitkwamen. Later
voelde zij hoe men haar ontkleedde en te bed legde en hoe zij eindelijk
geheel toe mocht geven aan den overweldigenden drang tot slapen, niets
dan slapen ... toen wist zij niets meer.
Toen zij een paar uren later klaar wakker werd, zag zij dat zij in een
kleine, nette kamer lag en dat alles om haar heen er bizonder proper
uitzag. Een ware verademing vond zij het 't eentonige druppel-getik in
de waterpijp niet meer te moeten aanhooren, dat haar in het _home_ zoo
gekweld had en met een flauw glimlachje deed zij de oogen weer dicht en
viel op nieuw in slaap.
Het was avond, toen zij weer ontwaakte. Men had het licht in haar kamer
nog niet aangestoken, maar door de openstaande deur gleed langs het
tochtschut heen, een breede straal van het ganglicht naar binnen. Zij
vond het prettig in deze rustige schemering te blijven liggen en hare
oogen door het vertrek te laten dwalen over de lichtgrijs-en-blauw
geschilderde muren met den zachtgetinten rand, waarin zij duidelijk de
witte lelies kon onderscheiden en over de vogels in gouddraad op het
kamerschut,--maar lang hield zij het kijken niet vol. Zij had nu zware
hoofdpijn en niets scheen haar op dit oogenblik begeerlijker dan haar
geheele leven verder te mogen slapen ... al maar slapen!
Maar men liet haar geen rust. Opeens flikkerde er hel licht in de kamer;
zij schrikte ervan. "Doet het pijn aan de oogen?" zei een zachte stem.
"Wacht eens." Er werd een schermpje voor het licht gehangen, maar Hedwig
was er niet mee tevreden. Waarom stoorde men haar toch? Zij wou veel
liever niet wakker wezen! En zij zuchtte lang en diep.
"Ik geloof dat ik niet heel welkom ben," zei dezelfde stem van zooeven
en het frissche gezicht van een jonge pleegzuster boog zich over haar
heen.
Nu kwam er een glimlach op Hedwig's gezicht en haar stemming
veranderde. "Juist wel," zei ze met iets van haar oude opgewektheid.
"Zoo? Dat klinkt bemoedigend. Drink dit dan nu eens vlug op," en de
zuster hield haar een glas melk met ei voor.
Hedwig gehoorzaamde, maar toen zij haar hoofd weer op het kussen legde,
kreunde zij van de pijn; toch vloog zij plotseling weer overeind. "Ik
moet nog aan mijn moeder schrijven," rie
|