|
. dat ik mij niet ongerust behoef te maken over al
de onkosten...."
Zij had het laatste zoo fluisterend gezegd dat Dr. Hearty zich tot haar
over moest buigen om haar goed te verstaan.
"Je behoeft je over niets ook maar in het minst ongerust te maken," zei
ze beslist. "En morgen mag er wel eens een woordje aan je moeder
geschreven worden."
"Door mij?"
"Ja."
"Dank u wel, dank u wel." En Hedwig ging gehoorzaam weer slapen met het
vaste voornemen, alle gedachten aan werken en nieuwe betrekkingen
voorloopig met kracht te onderdrukken en ter dege te doen wat zij zelf
maar kon ter bevordering van haar herstel.
En zij deed haar best, iederen dag en ieder uur op nieuw, hoewel het
niet gemakkelijk was, omdat het herstel heel langzaam kwam en het soms
scheen--niettegenstaande al het rusten en al de versterkende
middelen--alsof eigenlijk nooit de tijd terug zou komen, waarin zij
krachtig en gezond zou wezen als vroeger. En al schertste zij dikwijls
vroolijk met zuster Kate en al maakte zij gewoonlijk den indruk van een
echt moedige, opgeruimde patiente, toch kon zij zeer bezwaard van hart
wezen en Dr. Hearty, die meestal slechts tijd had voor een haastig
bezoekje, zag toch duidelijk hoe de zaken stonden en buiten de kamer
schudde zij het hoofd en zei tot zuster Kate:
"Zij doet haar best, flink doet zij haar best, maar wij zijn er nog
niet...."
Door alles heen had Hedwig den moed telkens een paar opgewekte woorden
aan haar moeder te zenden, dikwijls herhalend dat zij toch vooral niet
bezorgd omtrent haar zijn moest en dat alles zeker spoedig beter zou
gaan. Zij schreef ook over een landgenootje, een klein Duitsch meisje,
dat in een kamer lag tegenover de hare en een operatie had ondergaan.
Het kind had veel pijn en zou lang moeten liggen, had zuster Kate haar
verteld, maar zij hield zich kloek, slechts een enkel maal hoorde Hedwig
haar pijnlijk kreunen. De moeder had verlof gekregen nacht en dag in het
ziekenhuis te wezen; soms kon Hedwig haar het kleine meisje heel zacht
in slaap hooren zingen.
Zoo gingen de dagen voorbij en veel te langzaam kwam, naar Hedwig's
meening, de beterschap. Na een bijna slapeloozen nacht, voelde zij zich
op zekeren ochtend nauwelijks in staat te strijden tegen de
moedeloosheid, die haar bitter vragen deed, hoe lang deze toestand nu
eigenlijk nog wel zou moeten duren--maar ze gaf toch niet toe, ze wou
niet tobben, ze wou vol hoop en moed blijven en ze wilde ook doen wat
Dr. Hearty ha
|