FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250  
251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   >>   >|  
vloer zinken en stijgen, in breede schuine vlakken plotseling wijkend, zich weer samenvoegend en in vierkante blokken zich opstapelend om haar heen. De wanden trilden, bewogen, schoven te-rug en naderden weer met langzame wreedheid om haar tegen hun groote platte vlakken te verpletteren. Mathilde strompelde naar de vensters, waar, als door groote gaten, de grijze nacht van buiten vaal viel tegen de dichte kamerzwarte. En haar oogen flikkerden en vlamden tegen den nacht, die van buiten op haar toegolfde als een klimmende dampende gloed. Het grasveld vlak voor de ruiten scheen hoog heen te stroomen, kwatelend en kabbelend in den wind, die er van uit de schuddende hooge boomgevaarten wolken zwartheid op nederwoei, met de golfkammen der nog als groen uitkomende hoogste grassprietjes en de schuimvlokken der witte rozen. De zwarte vloed kwam van verre, van allen kant, door de wuivende en buigende, zich in groepen samenwringende en weer losrijtende beplantingen om de huizen aan d'overkant, van links en recht over den straatweg en door Mathildes tuin aanspoelend met klotsend geweld, zich vermengend met de zware regens en stortvloeden van zwartheid, die over Bagatelle's dak, en langs beide zijden van de warandes, en van overal uit de lucht zich er in neergoten, opzwalpend in vreemde druipende zwarte figuren en met een windvlaag neerzwierend in het hooge water. De breede donkergele streep van den straatweg golfde onder den stroom door, zich in bochten opkronkelend, zijn breede rug hoog opkrommend en weer neerstrijkend, of zijn gele effenheid verliezend, doorboord met wemelende puntjes en gaatjes als een schelpenbodem onder den vloed. De iepen stuwden hun breede donkere lijven tegen de zwarte lucht, zich als een bergketen samen-sluitend, tusschen wiens toppen watervallen klaterende zwartheid naar beneden gudsten, in een storm van droefheidsgebaren hun lange armen sidderend losrukkend en er in een kramp van jammeren mee wijzend tegen den donkeren hemel. De witte en grijsblauwe huizen aan d'overkant, met hun kale muren, groeiden op uit den grond, hoog en naakt, als gesteenten van geweldige droefheid, de donkerte der boomen en heester met hun breedte vervullend, vooroverbuigend, zich splijtend en zich weer samenvoegend, zwaar en recht. Zij dreigden en voorspelden, zij waren ontzachlijke steenen graven, stom en meedoogenloos, langzaam waggelend op dezelfde plaats in de zee van grauwheid. En zij naderden in hobbelende zwenkingen, als
PREV.   NEXT  
|<   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250  
251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   >>   >|  



Top keywords:

breede

 

zwartheid

 
zwarte
 

buiten

 
huizen
 

straatweg

 
overkant
 

naderden

 
groote
 

samenvoegend


vlakken

 
bergketen
 

lijven

 
donkere
 
stuwden
 

tusschen

 

gudsten

 

droefheidsgebaren

 

beneden

 

klaterende


schelpenbodem
 

toppen

 
watervallen
 
sluitend
 

puntjes

 
golfde
 

stijgen

 

stroom

 

bochten

 
streep

donkergele
 

windvlaag

 
neerzwierend
 

opkronkelend

 

zinken

 
verliezend
 

doorboord

 

wemelende

 

effenheid

 

opkrommend


neerstrijkend

 

gaatjes

 

ontzachlijke

 

steenen

 

voorspelden

 
dreigden
 

splijtend

 

graven

 

grauwheid

 
hobbelende