FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276  
277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   >>  
--Ik dacht van-ochtend niet, dat 't nog zulk mooi weer zou worden, zei hij. Toen spraken ze over Jozef. --Ik heb meneer gisteren nog gesproken ... --Zoo? ... Ja, ik verwacht hem over-morgen weer ... Hij komt meestal eens in de week over ... och, u begrijpt, met zijn zaken, is 't al heel lastig om meer te komen, maar als de spoor er zijn zal, zal dat wel beter gaan ... O, hij sprak over Jozef! Lachjes over haar wangen glans-groetten, haar oogen begloeiden de tafel. Zij slikte, zij voelde zich weer vreemd in haar hoofd, haar handen vervochtigden, zij streek de blaartjes zweet wech van de haarzoom op het voorhoofd. Het was net, of er iets bewoog boven haar oogleden, in de tuinmassa van voren, bij rukken van kleur en licht, van links naar rechts. Ster zei niet meer en keek in de rondte, Mathildes oogen bleven neergedompeld als in een diep donker water, waar zij vreemde gelukschatten konden grijpen. Plotseling beefden haar oogleden op, de tuinkleuren schemerden en schitterden, vervaalden in vlekken en joelden op in vonken en bleven, hevig vooruitglansend, in de verte sidderend en dwingend, de warmte warrelde over haar schouders; zij zag Ster zitten, vlak hij haar, met een groote wasemende leegte van zwart en van groen achter hem. Zij zag hem zitten in de heerlijk-intieme grofheid zijner overvoedde onder het grijze kamgaren opbolderende vormen, in de rood-vetterige slaperigheid van zijn haar onvermoedende gezicht. Zij zag hem in een dikke kleurennis, tegen een opstaand bed van levendige donzige glansen, van goudscherpte en zwart-groen-dofheid. De woorden scheurden stotterend uit haar mond: --Is hij nog wel? vroeg zij. --Hoe bedoelt u? Uw man? ... Ja, heel wel, geloof ik. Was hij ongesteld, toen ie 't laatst hier was? Mathilde wist niet goed meer wat zij zei. --Ja,..., ja, hij had hoofdpijn ... en hij heeft er verder niets meer over geschreven, loog zij. Felix' lijfje en Maries lichaam kwamen-aan, met bewegingen van buiten en versche standen, die het wezen der groep vernieuwden. --Mag ik u ook iets aanbieden? Wilt u niet met ons blijven koffiedrinken? vroeg Mathilde. Ster bedankte. Hij nam Felix tusschen zijn beenen en vroeg:--Zoo, zoo, jongeneer, zijn we zoo groot geworden? maar Felix was bang van zijn met felle kleuren volgeploeterd gezicht. Ster deed net of het beedeesde kind hem wel pleizierig vond, hij nam Felix' zachte gezichtje op zijn hand: je kent me niet, he, baasje? We hebben mekaar ook
PREV.   NEXT  
|<   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276  
277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   >>  



Top keywords:

oogleden

 

Mathilde

 

bleven

 

gezicht

 

zitten

 
glansen
 

vetterige

 

laatst

 
woorden
 

vormen


goudscherpte
 
grijze
 

opbolderende

 

kamgaren

 
ongesteld
 

slaperigheid

 

stotterend

 

opstaand

 

kleurennis

 
levendige

geloof

 

onvermoedende

 
dofheid
 

bedoelt

 

donzige

 

scheurden

 
standen
 

volgeploeterd

 
kleuren
 
beedeesde

jongeneer

 

beenen

 
geworden
 

pleizierig

 

baasje

 

hebben

 

mekaar

 

zachte

 

gezichtje

 
tusschen

bedankte

 

kwamen

 

lichaam

 

bewegingen

 

buiten

 
Maries
 

lijfje

 

verder

 

geschreven

 
versche