ie plat op een stoel lag. Zij voelde als een plotselinge langzame
losschroeving van haar verbeelding-en gedachte-vermogens. Zijn lichaam
was daar toch, bij haar, vlak bij haar, tastbaar in zijn begrensde
vormen, met een ruimte er om heen, waarin zij gaan kon, waarin zij haar
armen kon bewegen, om ze te leggen om zijn hoofd, en haar lippen naar
voren duwen aan zijn mond. De liefde-bewegingen van haar armen en hoofd,
die zich onbewust onder de plannen van hetgeen zij hem zeggen zou in
haar denken hadden voorbereid, leefden nu op in haar verbeelding; zij
zag vreemde armen gebaren maken, vreemde achterhoofden neigen en bukken
en zich vlijen. En daar achter, ver in haar voorstelling, zag zij een
donkere holte onder de sterrenlucht van Vrijdagavond, waarin wezenlooze
eilingen voortholden en verdwenen in den nacht, de mijmeringen, die het
denkbeeld van haar man in haar waren geweest, en die vernietigd werden
tegen zijn zittende levende lichaam.
--Hoe gaat 't nu? Een beetje beeter? vroeg Jozef, haar effen bruin
aanziende, in ratelend tegen haar schedel slaande klanken.
--Het gaat al beter, maar ik ben nog wat duizelig.
--Komt de dokter vandaag nog?
--Ik weet niet, hij is er de heele week niet geweest.
--We moesten maar wat vroeg koffie drinken, zei Jozef, ik heb honger.
Mathilde stond op om 't zelf in de keuken te gaan zeggen. Toen zij haar
waarnemen in haar, hem, die stil bleef, zag naderen, en toen zij zag op
zijn hoofd, dat onder haar kwam, en zijn gezicht van boven af, begreep
zij zijn lichaam niet en begreep niet meer hoe zij hem kende. Maar toen
zij voorbij hem was gegaan en zijn vormen uit den hoek van haar oog
gestooten waren, ging er een tinteling door haar hoofd en een drift door
haar beenen, waarin haar oude voornemen te-rug gaan wilde en zich gooyen
over Jozef om hem te beminnen. Maar hij was achter haar hersens zoo als
ze hem gezien had en in trijterende schrikken ging zij voort en was
alleen met de wanden zonder het te weten.
Uit de keuken ging Mathilde naar haar slaapkamer, nam Floridawater en
ging zitten voor de tafel, met den zakdoek onder haar hoofd. Op 't
zelfde oogenblik kwam Marie in de groote kamer om te dekken. Jozefs
oogen werden warm, Marie hoestte en keek voor zich uit met de
bedeesdheid der wangen.
--Is ie heel zoet geweest deze keer? vroeg Jozef terwijl hij gauw hevig
keek naar Marie en daarna Felix bij zijn kinnetje pakte en hem aanzag
met elders denkende oogen.
--O ja, meneer, an
|