FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281  
282   283   284   285   286   287   >>  
t-einders waren samengebakken en smolten zich vast aan den hemel. Zij was in een groote zaal vol vreemd leven, vol rare vervoerende dingen. Er waren geen menschen bij haar, achter haar. Niets was achter haar, geen stemmen, geen gerucht. Zij wist van geen verleden, van geen vroegere gedachte; haar leven was dit oogenblik. Zij wist van geen afstand en ruimte; de eenige wereld was hier bij haar. Langzaam, terwijl alle kleuren vonkten en naderden naar haar oogen, loste haar bewustzijn zich op in de lichtkrachten die kleursidderden over haar heen. Haar leden zonken samen, achter tegen haar stoel. Zij zag wel, door de verblinding, die over haar gezicht was neergeschitterd heen, dat de blauwe lucht was losgebarsten en er kokende stroomen gloeyend goud gudsten over de vlakte, klotsend op haar toe. En verder, in de rondte, hagelslingerden gouden vonkenvlagen neer over de wechbleekende groenheden, botsgolvend tot elkaar, opzwiepend om haar hoofd, neerzijpelend door haar lichaam, haar beenen. Hoog stormden de iepen hun vrachten vlas-groene dronkenschap op tegen de neerbruisende gouding, de bruingouden stammen, los en week, gloeiden op en neer, als zuilen van vloeyend goud hun lijven hoog en laag kristallend door de ruimte. De bloemen kleurden door het vuur, vliegend, schietend, hoog in de lucht, laag op den grond. Mathilde voelde zich heffen en zich wechgaan, heen-gedragen door de kleurenverbijstering. Haar oogen doofden uit. Een even onstaken zij weer. Toen zag zij alles met wit-krullende wit-blauwe gazen en vlekken glans blauw beneveld. Haar oogen snikten hun heete tranen uit, die als zoute druppels in de hoeken van haar mond vloeiden. En langzaam sliep zij in met openhangende mond. De zomerhitte verdroogde haar verhemelte en tintelde over haar bovenhoofd. Mathilde sliep twee uur lang; toen Felix haar kwam wekken, even voor het eten, voelde zij zich als na een koortsnacht, loom, dof, zwak; Marie zei, dat zij erg bleek zag. Na den eten zat Mathilde op de kanapee en sliep weer. De dag wentelde zijn zware kleurenvlakten voort. De middagkleuren koelden op, teederden uit in de rooye groeyingen, van de stervende zon. Zij dronk laat thee. Felix was al naar bed, toen zij weer alleen zat in de groote kamer. Zij had gezegd, dat de lamp niet hoefde, om dat zij liever wou schemeren. In haar afgematheid, speelde het lichtje onder de theepot met haar oogen, lange stralen schietend heen en weer door de vredige zacht-zwart staande duist
PREV.   NEXT  
|<   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281  
282   283   284   285   286   287   >>  



Top keywords:

achter

 

Mathilde

 

ruimte

 

blauwe

 

voelde

 
groote
 

schietend

 

tintelde

 
wekken
 

bovenhoofd


beneveld
 
vlekken
 

krullende

 

onstaken

 
snikten
 

langzaam

 

openhangende

 

zomerhitte

 

verdroogde

 
vloeiden

hoeken

 

tranen

 
druppels
 

verhemelte

 

hoefde

 

liever

 
schemeren
 

gezegd

 
alleen
 
afgematheid

vredige

 

staande

 
stralen
 

speelde

 

lichtje

 

theepot

 

kanapee

 

doofden

 

koortsnacht

 
wentelde

groeyingen

 

stervende

 

teederden

 

koelden

 

kleurenvlakten

 
middagkleuren
 

vonkten

 

naderden

 

bewustzijn

 
kleuren