FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   >>  
hen haar en Jozef ... als een onoverkomelijke scheiding ... En Jozef veranderde van trekken, hij leek niet meer op den vroegeren Jozef, het was een vreemde man, het was Jozef niet meer ... Want hij was dood, lang dood, wechgezonken onder den grond ... Zie, daar was zijn gezicht, aan de zoldering, aan den wand, op de vloer. Het was een gezicht en niets meer, een vage, ontastbare plek, maar de plek werd hoe langer hoe grooter, de oogen flauwer en de deelen van het gezicht scheidden van elkaar, werden geheel onherkenbaar en verdwenen in de vloer, voor altijd. Mathilde huilde. Het lauwe water vloeide uit haar oogen en mond in het kussen. Maar in eens sprong zij van haar bed, liep met haar armen in de hoogte, in haar losse kleeren, naar den wand, en sloeg den wand, als om er het geluk aan te doen ontspringen, die liefde, dat onbegrijpelijke en eeuwig-zalige, dat zij wilde klommen in haar leege armen, die zij wilde drinken met haar drooge keel. Zij schreeuwde het uit, met rukken van klagend krijschen, die de meiden en Jozef, met ernstige aangebogen, luisterende hoofden bij-een bracht in den gang, voor de gesloten kamer, die Felix wakker maakten door het geklaag dat van onder den grond in zijn eenzame kamertje boven, om zijne kleine lichaam steeg. Hij kwam benauwd uit zijn slaap, en begon dadelijk ook te huilen om het onbekende ongeluk, dat er was in het huis. Maar hij durfde zich niet verroeren, doodelijk bang, dat er iets geheimzinnigs in zijn kamer mocht zijn. Mathilde ging weer door haar kamer, van de deur naar de muur, van de muur naar de deur. En de deur en de muur bleven haar sprakeloos aanstaren. Een droef-gele drooge stilte hing van de zoldering over Mathildes hoofd, waarin, boven het lichaam van week vleesch, de smart sapte. Haar huiverende hersens zochten wat men haar altijd aangeduid had als "geluk". Toen zij een tijdje getrouwd was geweest, had zij wel gevoeld, dat dat het was, als Jozef haar raakte, als Jozef haar aankeek, met haar opgemaakte hoofd en haar kleeren over-dag, en 's nachts als zij zich zelve niet herkende. Maar zij had wel dikwijls gedacht, dat dit nog pas het begin was, en er iets anders volgen moest, later, later, altijd later. Boven Jozefs persoonlijkheid uit had zij wel een anderen Jozef gedroomd, die hij was, maar toch mooyer dan hij, grooter dan hij, een die nog dieper in haar lichaam kon dringen, die haar heele wezen tot zich kon nemen en het zijn maken, zoo, dat zij haar zelf niet meer voel
PREV.   NEXT  
|<   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   >>  



Top keywords:

altijd

 

lichaam

 

gezicht

 

kleeren

 

Mathilde

 
zoldering
 

grooter

 

drooge

 
vleesch
 

zochten


hersens
 
huiverende
 

ongeluk

 

sprakeloos

 
geheimzinnigs
 

verroeren

 

doodelijk

 

bleven

 

aanstaren

 
stilte

Mathildes

 

durfde

 
waarin
 

gevoeld

 

anders

 

volgen

 
dikwijls
 

gedacht

 
Jozefs
 
dieper

dringen

 

mooyer

 
persoonlijkheid
 

anderen

 

gedroomd

 

herkende

 

tijdje

 

getrouwd

 

geweest

 
aangeduid

nachts

 

onbekende

 

opgemaakte

 

raakte

 

aankeek

 
aangebogen
 

onherkenbaar

 

verdwenen

 

huilde

 
geheel