FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261  
262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   >>   >|  
et zoo lief meer voor hem kunnen zijn als vroeger, en hij was nu eenmaal iemant, die er behoefte aan had, dat een ander onophoudelijk de grootste liefde voor hem toonde. Maar het zou weer te-rugkomen, als hij maar zei, dat hij nog een heel, heel klein beetje van haar hield, och maar zoo weinig, zoo weinig, als een stofje tusschen vinger en duim ... Als zij dit gezegd had, zou ze naar hem kijken, hij zou zeker een beetje zenuwachtig geworden zijn en hij zou zeggen ja!, dat hij nog werkelijk van haar hield, dan zou zij hem omhelzen, en dan; ... O, 't zou heerlijk zijn! ... zij zag zich al met hem loopen in de zon, haar arm in den zijnen als toen zij pas getrouwd waren ... Mathilde stond dicht bij het venster. Achter het neteldoeksche gordijn speelden zes vliegen tegen de ruit, als zwarte stipjes op en neer wippend, met lichte tikjes tegen de ruit rakend, tegen elkaar aangiggelend, op elkaars ruggen klimmend, zich badend in een paar dunne zonnestraaltjes, twee aan twee in kringetjes rondwirrelend, stilblijvend tegen het neteldoek. Eens vloeg er een op Mathildes voorhoofd, liep snel rond tot bij de wenkbrauwen, sprong toen op haar hand, liep op en neer, sleep zijn voorste pootjes tegen elkaar en liep weer op en neer. Mathildes oogen, moe van het turen, knipten wakker. Zij had zoo innig aan hem gedacht, dat een lichte kou over haar heenging, onder haar kin tegen haar hoofd op. Het was als had zijn gestalte, warmend, vlak voor haar gestaan, als had zij tegen zijn borst gestaard, tusschen haar en den wand, als was hij nu met onhoorbaren tred wechgegaan. Zij zag om, met angst glimlachend. Hij was er niet, neen, zij zag hem niet gaan. Toen door 't venster ziende, was 't haar, of hij elk oogenblik om den hoek zou verschijnen, en van de heete tuinkleuren uit, tot haar heen treden, met zijn armen, met zijn schouders, zijn voeten nog in de zon. Maar haar mijmering stierf uit en zij dacht: als hij werkelijk eens voor Zondag kwam. Dat was wel heel onwaarschijnlijk. Maar zij haastte zich toch met haar kleine voorzorgen, omdat hij elk oogenblik komen kon. De deuren van het rieten kabinetje en van Jozefs slaapkamertje stonden open. Door de vijf ramen geelden, zich naar onderen verbreedend, zware kokers stofwemelend zonnelicht naar binnen. Schreed Mathilde voorbij de ramen, dan brandde plotseling een plekje van heur haar, haar oog werd blind geschitterd, zag zij haar kleed goud-grijs en weer donker worden, was haar hand op eens schel ve
PREV.   NEXT  
|<   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261  
262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   >>   >|  



Top keywords:

werkelijk

 

venster

 
oogenblik
 

Mathilde

 
lichte
 

elkaar

 
Mathildes
 

beetje

 
weinig
 

tusschen


gestaan

 
schouders
 

gestaard

 
stierf
 
warmend
 

voeten

 

treden

 

mijmering

 

gestalte

 

tuinkleuren


ziende
 

glimlachend

 
wechgegaan
 
verschijnen
 

onhoorbaren

 
kleine
 

stofwemelend

 

zonnelicht

 

binnen

 
kokers

geelden
 

onderen

 
donker
 

verbreedend

 

Schreed

 
voorbij
 

geschitterd

 

plekje

 

brandde

 

plotseling


voorzorgen

 

haastte

 

onwaarschijnlijk

 

Zondag

 

Jozefs

 
slaapkamertje
 

stonden

 

kabinetje

 

rieten

 
worden