FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   >>  
zij de deur hevig dichtsloeg. Jozef stond alleen in de zwarte kamer, met zijn neerhangende besluitelooze armen, in een elegante houding. Hij was eerst bedremmeld en keek naar het muurvak, waarachter Mathilde nu was. Toen ging hij naar zijn slaapkamertje en trok zijn schoenen weer aan. Hij had willen voorwenden ze te hebben uitgedaan, om, als Felix sliep, hem niet wakker te maken bij het goeye nacht-zoenen. Jans bracht de lamp in de groote kamer, bleef even staan, met bezorgde oogkassen. --Wat is er toch met mevrouw gebeurd, meneer? --Ik weet het wezenlijk niet, zei Jozef, ik geloof, dat zij vreeselijk de koorts heeft. Laat Marie nog maar even naar den dokter gaan. Ik begrijp ook niet, waarom die man niet meer komt. Wacht, ik zal zelf nog 'es gaan kijken. Mevrouw heeft de deur op slot gedaan, zei Jans. Jozef klopte tegen het hout van de deur, het bleef geluidbos er achter, hij wou door het sleutelgat zien, de sleutel zat er van binnen in, Jozef zag zwart. Hij ging op het straatje, zag licht aan de vensters, tikte, zonder andwoord. Toen Mathilde op haar kamer was gekomen, had zij van de wreede ruischelende wanden een koele kalmte over zich voelen vallen. De gewoonte had met haar handen bedaard de lamp opgestoken, als kwam zij daar om naar bed te gaan. Zij trad langzaam over het tapijt, met zijn verwonderde en lachende krullen, op en neer. Het stuk leven van daar-zoo, met dat andere mensch, dien zij had aangeraakt, met de huilgeluiden van haar keel, het rillen van haar gezichtsvel, haar armbewegingen, haar loopen en haar openen van de deur was voorbij haar zintuigen geslagen als voor goed wech en achter haar, iets dat zij nooit meer te-rug zou beleven. Zij vond de kamer hier een stille, afgezonderde plaats, als onder een kerk, een graf van rust, waar zij gekomen was, om voor goed uit te huilen, en dan te slapen, te slapen, daar alles voor haar toch voorbij was gegaan. Haar bewustzijn scheurde op. Daar stond haar bed en de gordijnenschaduwen beblond-donkerden de wanden. Het bed was altijd in haar leven geweest, met zijn zwaar hangende gordijnen, allen stillen nacht, met hun breede roerloze schaduwen. Wat had zij dan toch gedaan? Zij kon toch nog wel denken? Die donkere man, tot wien zij gesproken had, maar dat was toch haar man, den man, waarmee zij getrouwd was, getrouwd, zoo als al die andere vrouwen ook met hun mannen getrouwd zijn. Waarom had zij dan tot hem gesproken van haar man, als hij 't niet zelf w
PREV.   NEXT  
|<   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   >>  



Top keywords:

getrouwd

 

voorbij

 

achter

 

slapen

 

gedaan

 
andere
 

gekomen

 

wanden

 
Mathilde
 

gesproken


lachende
 
langzaam
 

verwonderde

 

tapijt

 
krullen
 

geslagen

 

gezichtsvel

 

aangeraakt

 

rillen

 
armbewegingen

loopen

 

zintuigen

 
huilgeluiden
 

openen

 

mensch

 

stillen

 
mannen
 

breede

 
gordijnen
 
hangende

altijd

 

geweest

 
Waarom
 

roerloze

 

schaduwen

 

vrouwen

 

waarmee

 

donkere

 

denken

 
donkerden

beblond

 

plaats

 

afgezonderde

 

stille

 

beleven

 
bewustzijn
 

scheurde

 

gordijnenschaduwen

 

gegaan

 
huilen