gen onverschilligheid Het ontstemde haar zich
voor niets zoo opgewonden te hebben. Zij zou stellig nooit verstandig
worden. Het leven ging immers zoo eenvoudig en gewoon; nu was er weer
een dag, net zoo as gistere, zoo meteen kwam haar man. Wat was daar nu
eigenlijk aan. Zij leek wel niet wijs. Zij leek wel een aktrice. Toen
hoorde zij een rijtuig aankomen en wist-voelde te-gelijk, dat het het
rijtuig was. Toen was 't net of haar hersens in de war zouden gaan en er
heet bloed voor haar oogen zou komen. Haar heele lichaam begon te beven.
Zij hield haar tanden op elkaar; als zij 't vergat tikten zij op elkaar
in een stootend geluid van haar hoofd. Haar handen werden koud aan de
toppen, vochtig aan den palm. Zij kon niet opstaan en zag van haar stoel
door het venster alles nauwkeurig. De hit voor het tentwagentje stond in
eens stil, zijn voorpooten als schuine staken naar voren op den grond.
De koetsier sprong van den eersten bank onder den kap uit; hij was jong,
hij had een rood gezicht en had een pet op. Het lage portiertje ging
moeyelijk open, maar met een duw van binnen lukte het. Toen zag zij
Jozef; die er langzaam uitstapte, in een lichtgrijs pak, zijn korte
jasje met twee rijen knoopen van voren, en zijn broek die wijd over zijn
lage schoenen afhing, met zijn linkerbeen op het ijzeren treetje, toen
zijn rechter en linker bijna te-gelijk op den grond. Zijn hand kwam
boven de binnenhand van den koetsier, terwijl hij zijn kin een beetje
introk. Hij had een lagen licht-geelen strooyen hoed op en, toen hij
zich weer had omgekeerd en den tuin inkwam, een erg lage boord, een
koerant en een paar gele handschoenen in zijn linker hand. Maar hij ging
achter de boomen en zij zag hem niet meer.
Toen Jozef de kamer binnenkwam, hadden zij beiden in een snelheid van
opkomen en vergaan, dezelfde gedachtewaarwording.
--Daar ben ik! Hoe maak je 't Thilde? Je hebt in 't geheel niet
geschreve. En zijn glimlach naderde van de schuin-open deur, en slonk
wech toen hij haar bleek zag beven, en zijn oogen voelden: wat ziet ze
er vreeselijk vreemd uit, ze is stellig met een anderen man geweest, in
elk geval blijf ik kalm; en zijn glimlach dacht in haar voort, in een
slag van uiterste angst, een stuipende siddering van haar verstand, een
vreeselijke stilstand van haar hart: dit is hij niet, dat is hij niet,
ik ben met een anderen man geweest.
Zij voelde haar denken vernield, zij voelde zich wezenloos worden. Haar
voeten werden koud en zij
|