FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   >>  
s, van zijn hoofd, den anderen kant uit. Toen ze hem nu goed raakte en voelde in de jubelende lucht van den waayenden tuin, leefde stormend in eens in haar te-rug een gevoel van lang geleden. Als een klaterend beeld in een spiegel waarde zij snel bij haar, de herinnering van toen zij hem angstig-vreemd had gezien op den ochtend van hun eersten zoen. Maar krachteloos viel de herinnering terug voor de eenmaal zoo nauwkeurig en vast in haar gevormde gedachten der laatste dagen, die onweerstaanbaar opzetten naar de klanken en klanksmartten uit haar mond: --Ik zou wel eens over iets met je willen spreken ... --Zoo waarover dan? --Ja, je zal het wel heel gek vinden, maar voor mij is het een ernstige zaak. Hij keek haar over zijn schouder aan. Zij keek naar den zwarten grond, zij was koud, zonder ontroering, zij deed niet, zij onderging de macht van haar besluit, dat haar deed spreken buiten haar wil om. --Wat bedoel je dan? Ik begrijp het niet. Toen zeide zij hem kalm-koud: --Je houd niet van me. Wil je niet weer van mij gaan houden? Anders weet ik niet, hoe ik langer moet leven. Hun hoofden gingen voort, dicht bij elkaar, met een stuk heestergroen er tusschen en er boven wijd wech de wind-spelende wit-blauwige ruimte. In zijn hoofd, naar voren gewend, was verwondering. Daar begreep hij niets van. Wat scheelde haar nu weer in eens? In haar hoofd was de harde gevoellooze koelte, maar een scherpe wrevel over de tegen haar wil in gesproken woorden zwart-lemmette op en tegelijk begon een gloeying, vreemd opkomend, van diep beneden. De wrevel hief haar arm een beetje en deed hem bijna niet meer liggen in den zijnen, en zij kreeg ook een goeddoend gevoel van gemak, van breede tevredenheid, van bedarende opklaring van haar gemoed. Zijn beenen bewogen gelijk op met de hare, zijn lang gewachte lichaam was hoog naast het hare, en zij dronk blijde zijn tegenwoordigheid in al het waarneembare van zijn leven. De zomer baadde hen bij lauwe vlaagjes, bestoeide hun opwippende haren, glom tegen hun niet-ziende oogen. Jozef zei in den licht-wind: Maar, lieve kind, ben-je dwaas? Ik hou nog altijd even veel van je, waar haal je dat vandaan, dat ik niet meer van je zou houen? Haar arm zeeg weer neer op den zijnen. De gloeying vlamde op in haar, haar geest geheel vullend. Al de liefden, die in haar voor hem geweest waren, rezen aan-een, niet te temperen, en in een brand uit haar oogen en over haar borst sproot uit haar splijtend
PREV.   NEXT  
|<   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   >>  



Top keywords:

gloeying

 

wrevel

 

zijnen

 

spreken

 

gevoel

 
herinnering
 

vreemd

 

beenen

 
bedarende
 

tevredenheid


gemoed
 
opklaring
 

goeddoend

 

breede

 
beneden
 

scheelde

 

gevoellooze

 

koelte

 

scherpe

 
gewend

verwondering

 

begreep

 
gesproken
 

woorden

 

bewogen

 

beetje

 
opkomend
 

lemmette

 
tegelijk
 
liggen

vlamde

 

vandaan

 
altijd
 

geheel

 

temperen

 

sproot

 

splijtend

 

vullend

 

liefden

 
geweest

waarneembare

 

baadde

 

tegenwoordigheid

 

blijde

 

gewachte

 
lichaam
 

vlaagjes

 

ziende

 

bestoeide

 
opwippende