FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244  
245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   >>   >|  
en blaadjes stilletjes heen en weer, met een gerucht van verre snikjes. In de kamer wademden fijne, dunne zwarterige mist-tinten binnen. Boven de piano, achter de stoelen, bezijden het kastje, onder de tafel, strekten zich zware schaduwen. Zij streken doezelige randen om de deur-posten en de lijsten der schilderijen, zij schuifelden in driehoeken en schuine vierkanten tegen het plafond op, zij maakten de wanden tot glansloze spiegels, waartegen de vaasjes, de beeldjes, de hoeken van het kastje de leuningen en pooten der stoelen zich schetsten, als kleine schimmetjes, vreemde figuurtjes, dof-grijze vlekken; zij spreidden den donkeren schijn der stoelen-zittingen en van het tafelkleed in lange stroken en flodderende plooyen over de vloer. Zij ritselenden onhoorbaar voort, hun vormen steeds uitrekkende, verbreedende, verdonkerende, als aanhoudende zware zuchten. Zij waren als lange lage sombere fluisteringen van leed, die van de kamer uit naar alle kanten door de wanden heendrongen. Zij werden weer donkerder en grooter, liepen als zwarte waterstralen langs het behangsel, vloeiden in glansloze plassen over het tapijt, drongen als donkere wolkjes van boven door het plafond. Dan verroerden zij weer niet, bleven vast overal in denzelfden vorm, als langdurige zachte echoos van den stillen weemoedsklank van den avond. De dingen van de kamer waren hard-donker, zij drongen hun vormen uit, scherper afgehoekt, van een inniger vastheid, als blokken en stukken hard, ondoordringbaar hout en metaal. Aan den achterwand van de kamer vergrootten twee kleine sofaas zich in een vermenging met hun schaduwen, andere meubelen kregen bulten, warrige uitwassen, boller wordend, zich uitzettend. De dingen leefden hun geheime leven, gewekt uit den kouden dagslaap. Verbruind, vergrijsd en verzwart, schenen zij onmerkbaar te bewegen in snel weer rustende bevingen. Zij schenen samen te leven, zacht, met holle smartelijke uitingen in de diepe toonen hunner schaduwen. Mathilde zat voor het venster, ingekrompen, als een klein wezen onder den mateloozen avond, in-een-geslonken, samengestijfd tot een voorwerp, een stuk van de kamer. Zij zat daar als een dof pak grijze stof, zij zat daar als had zij zich tot steen verdroomd. De grijze plooyen van haar kleed bleven in hun bochten, rondingen en gleuven onveranderd, als voor altijd zoo gehouwen. De witte tegenkant van haar kleed tandde zich in de schaduw in een lange gekartelde rand vergroot af en van den
PREV.   NEXT  
|<   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244  
245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   >>   >|  



Top keywords:

stoelen

 

grijze

 
schaduwen
 

plooyen

 
vormen
 

glansloze

 
wanden
 

plafond

 
kleine
 

kastje


schenen

 
drongen
 

dingen

 
bleven
 
kouden
 

gewekt

 

warrige

 

wordend

 

uitzettend

 

leefden


bulten
 

geheime

 
boller
 
uitwassen
 

scherper

 
afgehoekt
 

inniger

 

vastheid

 

donker

 
weemoedsklank

langdurige
 

zachte

 
echoos
 

stillen

 

blokken

 
stukken
 

sofaas

 

vermenging

 

andere

 

meubelen


vergrootten

 

ondoordringbaar

 

metaal

 

achterwand

 

kregen

 
verdroomd
 

bochten

 

rondingen

 

gleuven

 
voorwerp