van drift liep zij nu door het vertrek en zette de stoelen
en het speeltafeltje op hun plaats. Zij schelde; daarna slofte de meid
binnen.
--Jans, breng de glazen en die twee flesschen nog even naar de keuken.
En ook de kopjes, die op het buffet staan, dan is dat weer in orde.
Mathilde zette den bruinen tonvormigen tabakspot met het meerschuimen
pijpje bij haar vader en zei hem in een zoen in zijn voorhoofdrimpels
goeye-nacht.
--Maar, kindlief, 't is pas kwart voor elleve, ga je nou al na boven?
vroeg de oude heer, goedig opziend haar omhelzingsgebaren.
--Ja, vader, ik heb een beetje hoofdpijn, en ik wou morgen vroeg opstaan
om wat te teekenen.
--Nou, slaap wel dan.
--Insgelijks, papaatje. Jans zal je goed sluiten, ook raam hier, en ga
jij dan ook maar naar bed, hoor!
--Jawel, jufvrouw, weest u maar heel gerust. Nacht, jufvrouw.
Geregeld elken avond werd deze aanbeveling gegeven en zoo beantwoord, nu
al vier jaar lang, sinds Mathilde van kostschool terug was.
Mathilde holde naar boven, alsof er brand was. Daar bedacht zij iets,
en, van het eerste portaal, riep zij luid:
--Vader!
--Wat is 't? riep hij door de zaaldeur.
--Blijft u nu ook niet al te lang op! Denk aan uw rheumatiek!
--Nee, kind, ik kom over een kwartiertje. Wel te ruste!
--De jufvrouw is zeker weer een beetje bang, zeide Jans.
--Misschien wel, antwoordde de Stuwen, en stopte zijn pijpje.
Mathilde sliep op de tweede verdieping, boven haar vader, in een kamer
aan de straat, twee ramen breed. Zij had in de gauwigheid vergeten een
licht mee te nemen en bewoog zenuwachtig rond in de donkerte. Wat een
akelige, nare kamer ook! Waar waren nu de lucifers? zij behandtastte met
zoekende vingers de kastjes en tafels. Eindelijk vond zij ze en stak
gauw het gas aan. Hoe heerlijk toch dat gas, dacht zij. Gelukkig, dat
mijn kamer ook met gas is, want als ik een lamp had, zoo als op het
zaaltje, dan kwam ik daar zeker nooit mee klaar. Toen het gas op was,
ging zij tegenover de tafel zitten, in-eens, met een schok van haar
lichaam, op een der vier stoelen aan den wand. Zij staarde voor zich
uit, en liet haar oogen langs de planten-figuren van het tafelkleed
gaan; haar armen hingen loom langs de heupen neer. Daar omtrilde haar de
koele nukkende nachtstilte. Waarom maakte zij zoo'n haast? ze wist het
niet. Zij keek naar rechts en zag dat de venstergordijnen nog niet
neergelaten waren. De blauwzwarte lucht boven de boomen langs den
wallenkant
|