n haar oogen gingen met
een ongewonen ernst en aandacht van het eene kopje naar het andere.
Zij had verschillende redenen om niet op haar gemak te zijn. Zij had
veel nagedacht na dien laatsten avond vol geluk. Er waren wijze maar
nare bedenkingen bij haar opgekomen ... Maar vooral kon zij zich niet
begrijpen, dat Jozef niets meer van zich had laten hooren. Hij had zich
in 't geheel niet meer vertoond, dit maakte haar bijna angstig. Waarom
zou dat zijn? Hij kwam anders altijd ten minste tweemaal in de week eens
aan. Dit was dermate regel geworden, dat haar vader zich ook over zijn
wechblijven had verwonderd. Toen zij den eersten morgen na zijn
liefdesverklaring was wakker geworden, had zij gedacht, dat alles nu van
zelf goed zou gaan. Zij had volstrekt aan de moeyelijkheden niet
gedacht. De behoefte aan de verwezenlijking van wat zij hoopte gaf haar
een vaag gevoel, een onberedeneerde zekerheid, dat de zaken verder
uitnemend moesten loopen. En daar gaf Jozef nu taal noch teeken.
Allerlei ideeen had zij nu daarover. Eerst vroeg zij zich af, of het
niet aan haar was den tweeden stap te doen, of hij niet wachtte op een
andwoord, rekenende zijn vraag te hebben gesteld, op een geschreven
bericht. Zoo-wat een uur lang was zij er zeker van, dat dit zoo het
gebruik was, en zij wilde haar map al krijgen om te schrijven. Maar in
eens viel 't haar in, dat 't heel goed mogelijk kon zijn, dat zij zich
totaal vergiste, dat Jozef in 't geheel nog niet gedacht had haar ten
huwelijk te vragen of zoo iets, dat zijn gevoel hem alleen was ontsnapt,
en hij misschien zich juist niet meer durfde te laten zien, om dat hij
verlegen was met zijn voorbarigheid en met den onberaden stap, dien hij
had gedaan. Ja, misschien was 't volstrekt zijn plan niet haar te
trouwen, en wilde hij een rijker meisje hebben.
Het vraagstuk van het geld bleef haar nu voortdurend bezighouden. Al
meer dan eens in de laatste dagen, had zij haar vader naar een staat van
haar bruidschat willen vragen. Maar telkens had zij niet goed gedurfd;
zij kon zich over haar liefde tegen haar vader nog maar niet uitlaten.
Het vraagstuk van het geld werd ook weer van minder belang door een
ander idee; Jozef's liefde stond namelijk natuurlijk te hoog om zich met
dergelijke beuzelarijen in te laten. Liefde voor iemant anders kon 't
toch ook eigenlijk niet wezen, die maakte dat Jozef nu zoo op zich liet
wachten, daarvoor waren zijn woorden te gemeend geweest, dat had zij wel
gemerkt.
|