d bleek te hebben, want het kwam
nu uit, anders had ze hem niet zoo aangedaan ontvangen, dat zij al-lang
van hem hield, en nooit had zij daar iets van laten merken. Dit was fier
gehandeld. En, zich verzadigend aan de overweging van den mooyen slag
door hem geslagen, zag hij door de spiegelruiten de onverschillige
menigte door de Kalverstraat op en neer loopen. De zaal om hem heen was,
achter het waas van zijn gedachten heen, langzamerhand voller geworden,
levend van zachte praatgeruchten en stilgebarende lichamen. Jozef had
het beursuur laten voorbijgaan zonder te denken dat het al zoo laat was.
III.
Stilletjes zomerden de dagen voort in het huis van de Stuwen. Jozef
bleef zijn gewoonte houden om twee-maal 's weeks daar een avondje door
te brengen. De gevoerde gesprekken waren dan schijnbaar hetzelfde
gebleven en betroffen dezelfde onderwerpen als vroeger; de heer de
Stuwen en Jozef voelden zich altijd even goede vrienden. Mathilde zat,
als zoo altijd, meestal zwijgend, nu en dan een enkel woord meesprekend
bij de heeren, met haar borduurwerk of romans, thee zettend en wijn
schenkend. Er werden ook nog avondjes met meer menschen gegeven, maar
minder dan eerst; uit zich-zelf kwam de heer van Stuwen nooit op zulke
dingen en, en het bleek, dat Mathilde lang zoo erg niet meer op zulke
extraatjes was gesteld als vroeger. Zij wilde in den eersten tijd van
hun liefde Jozef zooveel mogelijk voor zich alleen houden. Wat een
ingrijpende en heerlijke verandering dan ook in de verhouding tusschen
Jozef en haar, heerlijk, juist om dat hun betrekking onveranderd in
denzelfden vorm scheen te blijven voortduren zoo als zij vroeger was.
Daar Mathilde nog volstrekt maar niet besluiten kon haar vader in 't
geheim te nemen en juist door het onophoudelijk denken over dezen
moeyelijken stap, dagelijks meer besefte, hoe innig haar vader en zij
aan-een-gesloten waren, had Jozef in geenerlei opzicht de gelegenheid
zich te gedragen zoo als een fatsoenlijk heer, die verliefd is en wiens
liefde door wederliefde beandwoord, pleegt te doen. Hij kon uiterst
zelden met zijn aan-staande alleen zijn, mocht haar nooit een cadeautje
maken en weken gingen voorbij, zonder dat hij zijn liefde anders kon
laten merken, dan in den langeren handdruk en in de ontmoeting van hun
oogen, die plotseling warm werden en vreemd en verlegen mekaar aankeken
in oogenblikken, dat de heer de Stuwen even wech was gegaan of de
koerant las. Jozef beviel deze onthouding
|