n zijn borst te
houden. Vroeger zou zij zoo iets nooit gedaan hebben. Zij zag de punten
van zijn knevel aan weerszijde van zijn hoofd uitsteken. Hij beet juist
op zijn lippen. Zijn vond zijn onderlip nu leelijk dik. Zij zag dat hij
een scheiding op zijn achterhoofd droeg; dit was trouwens al jaren zijn
gewoonte, maar nooit had ze 't zoo opgemerkt als nu. Ze vond het
fatterig, maar zij zou 't hem ook wel afleeren als zij maar eens
getrouwd waren. Zij vond zijn achterhoofd en de manier, waarop de
onderste haartjes over den rand van zijn staande witten boord heen en
weer wipten, als hij zijn hoofd meer naar voren of naar achteren hield,
niets gracieus. Zij zag zijn mooye jas, en zij kon zich maar niet
voorstellen wat vijf minuten geleden gemaakt had dat zij haar wang op
die jas lei. Dat was bepaald onfatsoenlijk van haar geweest. Een
licht-rimpelende wreveltint kwam over haar gezicht. Zij ging de pendule
opwinden. Nu herinnerde zij zich duidelijk, dat zij gerooken had, toen
ze zoo dicht bij hem was, dat hij parfum op zijn jaslapel had met een
vage lucht van oude tabak. Zij kreeg haast een afkeer van dien man. Zij
was vroeger, toen ze nog goede kameraden waren, nog nooit zoo boos op
hem geweest als nu.
Jozef draaide zich naar haar toe. Het viel haar op, dat hij er een
beetje plomp uitzag.
--Ik geloof, dat ik er iets op weet, zei hij; een heel eenvoudig middel.
--Waarop? vroeg ze.
--Om gauw te kunnen trouwen en toch vader geen verdriet te doen.
--Wat dan? vroeg Mathilde. Dat "vader", zonder "jou" er voor, maakte
haar nog balooriger.
Hij lei haar nu uit, dat niets gemakkelijker was, dan dat zij, na hun
huwelijkreis, met haar vader samen gingen wonen, en hij dus altijd in
hun gezelschap zou zijn, en Mathildes zorg niet hoefde te verliezen,
integendeel, op die manier een gezelligen en vroolijken ouwen dag
zou hebben.
Maar zij was uit haar humeur: Wat spreek je al over al die dingen, over
huwelijksreizen, als of dat zoo maar morgen gebeuren kon, zei ze, ik
dacht, dat daar altijd pas na maanden over gesproken werd.
Nu was Jozef op zijn beurt ten hoogste verwonderd. Hij had integendeel
gedacht, dat 't haar heel aangenaam zou zijn zoo gauw mogelijk met alles
klaar te komen en alles lang vooruit te bespreken en te bepalen. Hij had
haar nog nooit op zoo'n vreemden toon hooren spreken.
--Maar, Mathilde, hoe kan je nu zoo wezen! Als ik je pas een paar
maanden kende of zoo, als ik je een het hof had gemaakt en ik wou
|