FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73  
74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   >>   >|  
komende bronskleurige kringen onder de oogleden te zien; hij was valer van kleur dan anders, dacht zij. Maar toch, als hij bij haar was, stelde zij zich gerust, maar in zijn afwezigheid, vooral als zij met zich-zelf alleen was, was zij bang, bang voor hem. Liep zij in de donkerte de trap op, dan hoorde zij plotseling zijn stem, die iets onverstaanbaars zei. Zij zag om, en hij was er niet. Kwam ze op haar kamer, dan hoorde zij zijn stap, zijn lieven, welbekenden stap achter haar, zij zag om, en er was niemant. Zij zag hem in haar slaap haar vermanen, haar de eene keer ernstig en nederig, de andere keer driftig en met geweld, en dan weer eens koortsig en in razernij verzoeken, gebieden en dwingen hem gehoor te geven en niet langer te dralen. Hij deed nu en dan zoo woest en wild tegen haar, en maakte zoo een misbaar, als hem in werkelijkheid nooit gebeuren kon. Soms naderde hij haar met opgeheven vinger en met een gezicht zoo akelig wit en dreigend, dat zij te-rugschrok en op 't punt was hem alles toe te geven. Een andere keer lag hij weer op zijn knieen voor haar, en keek haar zoo teeder en zoo trouwhartig aan, dat zij niet langer aarzelen kon. Wanneer zij hem dan weer in levende lijve ontmoette, den dag dikwijls, die volgde op zulk een akeligen nacht, of het uur volgende op zoo een geheimzinnig uur, en hij kalm met haar vader zat te praten en haar met zijn gewone eerbiedige liefde bejegende, dan verwonderde zij zich, dan verzette zij zich met wrevel de overdrevenheid van haar hare droomen. Dan nam zij weer het besluit voorloopig haar lieven bejaarden vader trouw te blijven. Daar zat hij met het goedaardige grijzende hoofd, met de dunne fijne, licht-roode lippen, met zijn eenigszins laag voorhoofd en bleeke blauwe oogen, met zijn magere, 's winters van tallooze aartjes doortrokken handen, niet zijn greinen huisjasje of grijswollen sjamberloek, zijn hals een beetje naar voren gebogen, een beetje beverig in zijn vingers bij de minste ontroering, zijn beenen meestal over mekaar, en met zijn groote witte linnen zakdoek, waarvan een puntje uit een van de zakken van zijn pandjasje piepte. Hij had een ouderwetsche gouden ketting over 't zwart-lakensche of donker-grijs kamgaren vest hangen, een dunne gouden ring, zijn trouwring, aan zijn rechter wijsvinger. Daar hij veel van zindelijk hield, deed hij elken dag een schoonen boord en een paar schoone manchetten aan, van oud model; onder den boord een frissche zwarte das; Mathilde koc
PREV.   NEXT  
|<   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73  
74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   >>   >|  



Top keywords:

langer

 

andere

 

lieven

 

gouden

 

beetje

 

hoorde

 

voorhoofd

 

bleeke

 

blauwe

 

eenigszins


lippen

 

magere

 

aartjes

 

doortrokken

 

handen

 

greinen

 

trouwring

 

tallooze

 
winters
 

Mathilde


droomen

 
verzette
 

wrevel

 

overdrevenheid

 

besluit

 

wijsvinger

 

goedaardige

 

grijzende

 

zwarte

 
frissche

blijven
 

voorloopig

 

bejaarden

 

huisjasje

 
grijswollen
 
zakken
 
pandjasje
 

piepte

 
puntje
 

linnen


zakdoek

 

waarvan

 

ouderwetsche

 

hangen

 

zindelijk

 

kamgaren

 

donker

 

lakensche

 

ketting

 

groote