ja, zij wist volstrekt geen middelen om
haar vader aan de gedachte van een scheiding te wennen.
--Al duurt 't nu ook nog een tijdje, we zullen toch erg gelukkig zijn,
en we, ten minste ik, ik ben het nu al, zei ze zachtjes. Zij maakte
meteen een knoop van zijn vest dicht, die los was gegaan, en schrok
daarbij van wat ze deed.
--Ja, maar ik niet, andwoordde hij, of liever, ik zou nog veel
gelukkiger worden dan ... Mathilde hield hem niet zoo vast meer. Het
maakte een naargeestige nieuwsgierigheid in haar gaande als er zoo over
het huwelijk gesproken werd. Zij wist wel dat 't iets heel groots moest
zijn, iets van lichaam en ziel vereenigd maar verder niet. Het maakte
haar ook erg verlegen:
Jozef voelde iets als een koude verwijdering. Onder het voorwendsel aan
het raam iemant te willen zien, die op straat voorbijging aan d' overkant,
had Mathilde Jozefs armen van zich losgemaakt en was zij voor 't venster
gaan staan, den rug naar Jozef gekeerd, die bleef zitten, zonder te weten
waar zijn handen te laten. Met een linksche beweging stond ook hij op en
kwam naast haar staan. Zij keek naar buiten.
--Wat blijft de modder op dat nieuwe soort zand lang liggen, zei ze, als
in gedachte, zonder hem aan te zien, de oogen naar de Hoogstraat.
--Ja, andwoordde hij, zonder haar weer te durven aanraken, ze hadden
daar nooit mee moeten beginnen.
Toen zeiden ze geen van beiden een woord meer. Mathilde keerde zich om
en drentelde door de kamer haar zakdoek met de handen vervouwende. Een
onverdrijfbare bevreemding vervulde haar over de zoo in-eens ontstane
nieuwe verhouding, waarin zij tot dien Jozef van Wilden was. Zij bekeek
zich zelf en hem en zag verwonderd door het vertrek, naar de
staalgravuren langs den wand en de bronzen pendule op den schoorsteen,
die stomme getuigen waren van dit zonderling voorval. Er was een strakke
stilte. Het scheen haar, als was Jozef een vreemdeling. Zij had dien man
jarenlang gekend, zij was altijd zijn vriendin en hij haar Vriend
geweest tot voor een week geleden nog, en nu waren zij plotseling
geengageerden. Voor de verrassende gewaarwording der werkelijkheid van
het oogenblik, verdween de geheele geschiedenis van haar stille liefde,
het groote gevoel van bevrediging en geluk, dat zij dien avond toen hij
het gezegd had, had gehad. Hij stond in levenden lijve voor haar en ze
dorst niet meer naar hem omzien en begreep zich maar niet, wat haar
bewogen had om die man zoo-even te omhelzen en zich aa
|