ugde en steun, die
Mathilde hem gaf, niet te kunnen leven, en hij hoopte maar te sterven,
voor zij van mekaar zouden scheiden. Deze gedachte vervulde hem vroeger
meer dan nu, toen Mathilde pas van kostschool kwam, met eenige wereldsche
ideeen, en gedurende de eerste zes weken van niets anders sprak dan van
trouwen met een mooyen en rijken meneer. Want Mathilde was, naast deze
trouwlust, toch dadelijk begonnen met zich aan hem te wijden. Maar na zes
maanden was zijn angst wech. En nu, sedert een jaar, kwam de gedachte aan
een mogelijk huwelijk van haar, uiterst zelden bij hem op; hij had zich
zoo aan haar gewoon gemaakt, dat het denkbeeld "scheiden" was verdwenen.
Mathilde-zelf wist heel goed hoe of het met haar vader was op dit punt.
Zij wist alles en begreep alles. Zij zag dat oude leven aan haar jonge
leven aangeweven en in haar bestaan vastgevlochten. Zij besefte ten
innigste hoe weinig hij haar bijzijn missen kon. Als hij haar met zijn
zwakke oogen aankeek, dan zag zij daarin een verzoek om hem niet alleen
te laten, en flikkerden die zwakke oogen op van pleizier, als ze hem een
zoen gaf, dan zag zij daarin een dank, omdat zij nog niet was heengegaan.
Bovendien voelde Mathilde hoe haar heele verleden, haar heele jeugd haar
aan haar vader verbond. Jozef had zij ook wel altijd gekend, zelfs
wanneer zij aan de schitterendste uren dacht, die zij had doorgebracht,
was hij alleen daarbij te vinden; maar zij had toch nooit met hem in een
huis gewoond. Dit gaf toch nog altijd iets vreemds, iets als niet van
dezelfde familie zijnde, tusschen hen beiden. Maar van haar vader hield
zij, om dat zij van zijn bloed was, om dat hij altijd en altijd daar had
gezeten in die achterkamer, als een dierbaar levend stuk huisraad. Zij
was zoo gewoon hem het eerste te zien 's ochtends en het laatste 's
avonds als zij naar bed ging, zij zou voor geen geld van de wereld
hem geen morgen-en nachtzoen gegeven hebben! Daarbij kwam het
hulpbehoevende karakter van haar vader haar zucht om op te passen en
zorg te besteden te gemoet. Jozef, zoo krachtig en zelfstandig, was een
heel ander man, Bij hem geen sprake van pantoffels warmen, sjamberloek
klaar leggen, bizondere spijsjes bereiden, denken of het niet te laat
werd of te druk om hem heen, tabak vochtig houden, peluw opschudden of
warm scheerwater naar boven sturen, bezigheden, die haar allen om 't
zeerst lief waren. Neen, zij zou geen afscheid van haar vader kunnen
nemen, dat groote kind, dat haa
|