k-je, het is nog zoo vroeg.
Hij draaide zich naar haar toe, greep haar van achteren bij de armen zoo
dat zij met haar schouder tegen zijn borst kwam te staan. Hij behandelde
haar weer als een klein meisje. Vroeger, voor zij naar het kostsschool
was gegaan, hadden zij honderderd maal zoo gestaan. Hij boog zijn hoofd
tot naast het hare. Haar haren gingen langs zijn kin.
--Je bent toch niet boos? vroeg hij, ik kon het niet langer inhouden.
--Wat bedoel je? fluisterde zij.
Wat ik verleden week bij de piano heb gezeid. Zij keek hem aan met
lachen en huilen om haar mond heen. Toen keek zij weer voor zich en zei:
Nee, ik ben niet boos.
Hij zoende haar voorhoofd en liet haar los.
--Mag ik nou nog wel hier blijven, nou je vader d'r niet is? Vroeg hij
weer.
--Vader mag er niets van weten.
--Waarom niet?
--Zij waren naast elkaar op twee stoelen aan den wand gaan zitten, om te
praten. Het was bizonder licht en levendig in de kamer: een heldere dag.
Mathilde lei aan Jozef uit, hoe ze vooreerst niets van aan haar vader
zou durven zeggen, want dat 't hem treffen zou als een onverwachte slag.
Zij, zijn dochter, was zijn eenig gezelschap, zijn eenige steun, het
eenige, wat hij nog in zijn leven had. En nu begreep zij zelf heel goed,
dat hij niets graag van haar scheiden zou. Jozef moest dat ook inzien.
Zij zouden 't best doen met vooreerst te wachten, tot er zich van zelf
een gelegenheid zou voordoen, om van hun plannen te spreken. Jozef had
haar handen in de zijnen genomen. Toen zij uitgesproken had, zeide hij
alleen: Thilde, wij zijn voor mekaar gemaakt. Als om met haar volle
verstand er bij te zijn, zag zij nu klaar in zijn oogen, en antwoordde
bedaard: Ik hou zooveel van je, zooveel, dat ik zonder jou nooit zou
kunnen leven. Hij glimlachte en zoende haar handen.
--Kom nog een beetje dichter bij me zitten, zei hij, zijn arm om haar
hals leggend. Zij deed 't, haar hoofd gleed langs zijn schouder tot half
onder zijn kin. Zij zag naar hem op, en zij spraken verder, haar twee
handen steunden op zijn mooye linkerhand. Hij merkte, dat zij zich
heelemaal aan hem gegeven had en keek voortdurend op haar neer, met een
vriendelijk gemak, zich nu al zeer thuis voelend in de nieuwe verhouding.
Mathilde verwonderde zich, dat wat daarzoo gebeurd was zoo eenvoudig in
zijn werk was gegaan. Zij voelde zich nu heerlijk rustig.
--Zou 't dus nog lang moeten duren? vroeg hij, wij zijn al zoolang voor
mekaar bestemd. Zij meende van
|