n van drie-en twintig jaar, bij den
dood van zijn vader, die hem het effektenkantoor had nagelaten, de
Stuwen, waar zijn vader hem al voor jaren mee in kennis had gebracht,
blijven bezoeken. Mevrouw de Stuwen leefde toen nog, en er werden nog al
eens gezelschapsavondjes gegeven. Hij was ook altijd aangetrokken
geweest door dat aardige kind, die Mathilde, die hem zoo graag haar
vriend noemde en niet van hem af was te slaan, had hij eenmaal den
drempel van het huis op den Oudezijds Achterburgwal overschreden. Hij
hield van kinderen, tot van dertien-en veertienjarige jongens en
meisjes toe, maar ouder niet. Hij was een goede jongen, volstrekt geen
kwaad of menschenhatend charakter. Hij had zich laten overhalen tot een
"vasten en eeuwig durenden" vriendschapsband met Thildetje, die weinig
vriendinnen had. De de Stuwens waren zoo-wat de eenige familie, waar hij
aan huis kwam. Hij verkeerde niet in aanzienlijke kringen. Zijn
grootvader had al in effekten gedaan te Utrecht, zijn vader had het
kantoor van daar naar Amsterdam verplaatst, waar hij geen verwanten en
weinig kennissen had, maar beter kans zag om zijn zaak uit te breiden.
Dit was hoofdzakelijk gebeurd op aandringen van Jozefs moeder, die
stierf een week voor zij voor goed naar Amsterdam zouden gaan. Het
verplaatsen van de zaak had niet veel gegeven, want de oude heer van
Wilden was een man zonder veel initiatief; deze eigenschap liet hij ook
zijn zoon erven, die de zaak, met den ouden vertrouwden boek-en
kashouder aan 't hoofd, op zijn gemak en op denzelfden voet bleef
drijven. Jozef had eenige vrienden onder de koffiehuis-jongelui gevonden,
was eindelijk lid geworden van de club. Nu ging hij meestal in den morgen
een groot uur naar het kantoor, griffelde daar het een en ander met zijn
gouden potloodje, bracht van kwart voor tweeen tot kwart voor drieen zijn
tijd op de beurs door, na op zijn bovenhuis of in de club gedejeuneerd te
hebben, bitterde dan, dineerde ergends en ging 's avonds naar de komedie,
naar een koncert, of biljarten, of bij een van zijn vrienden zitten praten.
Hij hield er een mentineetje op na, zoo om de twee jaar een, heel kalm,
heel matig. Op 't oogenblik was hij met zijn huishoudster, een dertigjarige
gewone blondine, zonder uitstekende voortreffelijkheden. Eerst eens, toen
tweemaal in de week, ging hij de Stuwen 's avonds gezelschap houden, 't
werd namelijk tweemaal na den dood van mevrouw de Stuwen, toen de Stuwen-
zelf 't ook erg eenzaam had. D
|