kte haar schouders op en neer, om te toonen hoe krachtig en
lenig zij was. Met Jozef had zij ook een hevige woordenwisseling. Als
zij hem, bij zijn dagelijksche bezoeken om naar den ouden heer te
vragen, uitliet, en hem, beneden in der haast fluisterend in den gang te
woord stond, verzekerde zij hem, dat zij 's nachts uitnemend rustte en
zelfs zwaar sliep, en dat dit ruimschoots opwoog tegen de gejaagdheid,
de angst en het werk van overdag. Hij kwam op het denkbeeld om van haar
liefde voor de piano gebruik te maken, om haar wat afleiding te doen
nemen. Op een middag wist hij haar naar het zaaltje te dringen, en haar
aandrift werd daar wezenlijk zoo sterk, dat zij samen weer heelemaal een
ouderwetsch uurtje doorbrachten, zij op het krukje voor de piano haar
geliefde themaas aan 't spelen en hij er naast op een stoel, vlak bij
haar, kleine bedenkingen opperend, goedkeurend en toejuichend, den aard
van de melodien met haar besprekend, over het gevoel, de bizondere
nuance, die in deze of gene noot te leggen was uitweidend. Toen was Jans
binnen komen sloffen, en kwam vragen, kompliment van mijnheer en of de
jufvrouw geen stukjes kon kiezen, die wat minder hard klonken, want dat
mijnheer het aan zijn hoofd niet goed kon verdragen. Mathilde stond op
met een bedaarde woede, die Jozef verwonderde, sloot de piano met
vastberadenheid en borg de muziekboeken wech. Zonder een woord te
spreken stapte zij naar boven. Haar vader, die eigenlijk erg lette op
nommero een: verschrikkelijk bang om dood te gaan, had zich-zelf uit
zijn bed weten te werken en stond al bidderend bij de tafel zijn
terpentijn-drankje klaar te maken, om dat het uur van innemen al voorbij
was. Mathilde begon hierover te huilen, dat hij er mee uitschee en 't
haar liet doen. Jozef had zich beneden uit de voeten gemaakt. Aan een
stuk bleef Mathilde nu twintig uren boven bijna zonder te eten, zonder
te slapen. Toen zij eindelijk weer in de achterkamer kwam, om bouillon
te eten, sloop zij op haar teenen naar het zaaltje, zocht naar het heele
kleine sleuteltje, waarmee de pianoklep afgesloten worden, in het laadje
van 't paars-bruin muziekkastje er naast, vond het, sloot de piano dicht
met een ernstig gezicht, ging toen naar de voorkamer, maakte het venster
open en gooide onder een koortsigen glimlach het sleuteltje over de
gracht in de wal.
De ziekte van den ouden heer was nu op zijn ergst geworden. Het begin,
de eerste hevige stooten waren voorbij, nu was zijn lichaam
|