ndersteund, weer de trap af;
zij wilde haar vader zien. Hij was nog hetzelfde; hij had zoo'n rillende
en huilende pijn, door al zijn leden, vooral door zijn linker zij, dat
men biezen hoepels om zijn matras had gespannen, om zijn dek op te
houden, daar hij zelfs de druk van de dunne lakens en van een katoenen
deken over zijn beenen en borst niet velen kon. Hij jankte tusschenbeide
als een hond.
Een week later bleef de pijn bij lange tusschenpoozen wech. Na nog een
week beterde hij merkbaar. Mathilde, die weer aansterkte, zat in de
voorkamer beneden te teekenen en te borduren; elke tien minuten liep zij
de trap op om naar haar vader te kijken.
Jozef kwam elken dag aan. Hij stuurde nu geregeld verfrisschinkjes voor
den ouden heer; en voor Mathilde de laatste bloemen van het jaar.
Mathilde vond 't heel mooi van hem, dat hij nooit vergat te komen. Zij
zag hem op de vaste uren, altijd netjes aangekleed, altijd even lief en
hartelijk, met zijn trouwe, nu beproefde, dacht zij, onveranderlijke
liefde. Hij bleef nu dikwijls een half uur alleen met haar in de
voorkamer, na boven den vader te hebben bezocht. Iederen ochtend zag zij
weer met meer verlangen naar zijn komst uit. Zij begon bij zich-zelf te
redeneeren, dat vader waarschijnlijk, zoo hij al beterde, toch ziekelijk
blijven zou, en heel hulpbehoevend zijn volgend leven. Zij zou zich niet
van hem kunnen scheiden en hem moeten blijven verzorgen tot aan zijn
dood. En langzamerhand ofschoon zij eerst voor haar eigen weinige
zelfstandigheid te-rugdeinsde, werd zij gewaar, hoe zij zich neerlei bij
het denkbeeld om Jozef te trouwen en vader in huis te nemen, met hun
drieen verder samen een leven te leiden. Haar bezwaren van vroeger
kwamen nog zwakjes op, maar verbleekten en schenen vernietigd te zullen
worden. Weer dacht zij aan de kinderen. Men moest verstandig zijn, men
moest, wilde men zoo een gewichtigen stap doen in het leven, niets over
het hoofd zien, alles wikken en wegen, alle bezwaren indachtig wezen.
Zij dacht dan, dat de kinderen misschien vooreerst niet zouden komen,
dat, al werden zij hun werkelijk gezonden, alles toch nog misschien
geschikt zou kunnen worden. Alles wat vroeger een onoverkomelijke
hinderpaal scheen, werd nu makkelijk uit den weg te ruimen. In alle
gevallen bleek gemakkelijk te kunnen worden voorzien. Zij zouden dan
maar, zoo lang vader nog leefde, niet veel menschen zien en probeeren
het huis stil te houden.
Eens op een Donderdag-middag waren
|