ortsen onder de leden had, en dat
de ziekte, die lang en kort duren kon, zich nog al niet gemakkelijk liet
aanzien. Mathilde merkte dat er een heel nieuw soort leven voor haar
misschien zou beginnen; tusschenbeide ten minste kwam deze gedachte als
een heel vreemd iets door haar hersens. Maar zij was veel te bezig den
heden dag, dan dat een oogenblik van gedachte door iets anders ingenomen
werd dan door vaders ziekte en de mogelijke uitkomsten. Zachtjes, voetje
voor voetje, liep zij de trappen op en neer van den morgen tot den
avond. Op verzachten toon werden Jans allerlei dingen gezeid en allerlei
zaken opgedragen, die zij grommend over de drukte, opvolgde en
uitvoerde. Er was den god-ganschelijken dag een gefluister en glippen
van japontippen over de trap en een doodelijk stille bedrijvigheid door
het huis. Zachtjes klepten de deuren toe; Mathilde had een katoenen
lapje om de huisschel gewikkeld, wat de dokter zelf een overdreven
voorzorg noemde. Nu was de heer de Stuwen gelukkig een zwijgende,
geduldige zieke; een enkelen keer maar, vooral 's nachts, dreunde er een
dof gekreun door het huis, wat Jans aan spoken denken deed. Het uiten
van zijn pijn bestond bij den ouden heer in het kronkelen en wringen van
zijn stramme leden en het zwaar zuchten, hijgen, sidderen en kuchen.
Werd de pijn al te bar, dan sparde hij zijn oogen wijd open, zoodat het
wit over de randen scheen te zullen loopen.
Gedurende de eerste zeven dagen van de ziekte was Mathilde niet uit haar
vaders slaapkamer te slaan. Den heelen dag had zij iets te doen, dan
hier, dan daar in de kamer. Zij had den tweeden dag al haar borduur-en
teekenwerk van boven gehaald en in een klein hoekje bij het venster
gelegd. Alleen om de atmosfeer niet te benauwen, ging zij beneden in de
achterkamer, driemaal per dag, even heel gauw eten. Den derden dag, toen
de ziekte met schrikbarende snelheid heviger werd, had zij, een eindje
voor haar vaders ledikant, een kermis bed met Jans opgericht, en daar
bracht zij nu de nachten door. Verder hielp zij haar vader met alles,
met een zenuwachtige en overdreven bezorgdheid. Zij alleen wilde
volstrekt alles doen en in orde maken. Sprak dokter Hansen van een
ziekenoppasser nemen, drong hij aan, noemde hij dat een noodzakelijken
maatregel, daar op den duur toch Mathildes krachten niet toereikend
zouden blijken, dan wilde zij van niets hooren, zij weigerde
halsstarrig. In haar gesprekken met den dokter maakte zij haar armen
bloot en wri
|