de
vestibule, waar Mr. Balvourneen haar thans bracht. Hij schoof een stoel
naar haar toe en verzocht haar te gaan zitten, maar in spanning over de
eerste ontmoeting met Mrs. Balvourneen, bleef zij--trots haar
slaperigheid!---staan bij een hooge palm en wachtte de dingen, die komen
zouden.
Het duurde niet lang of een knecht verscheen. Door gangen met dikke,
zachte loopers bedekt, ging hij haar voor naar de eetkamer, waar Mrs.
Balvourneen, een kleine, bleeke vrouw met een spits gezicht en een
zeurderige stem, haar te gemoet kwam. "_I hope you are not tired?_" zei
ze, met koele beleefdheid de vraag van haar man herhalend en het
antwoord niet afwachtend. "Wij zullen maar dadelijk aan tafel gaan, het
is zoo laat geworden!"
Hedwig deed haar goed af en nam plaats op den stoel, die haar aangewezen
werd. Zoo graag zou zij eerst even naar boven gegaan zijn om zich wat te
verfrisschen, maar men liet haar geen keuze. Zij was nu zoo afgemat dat
ze groote moeite had de vragen--gelukkig waren het niet vele!--die haar
gedaan werden, te beantwoorden en zich zelfs een paar malen met een
speld in den arm moest prikken om goed wakker te blijven! Eindelijk
mocht zij tot haar groote vreugde van tafel opstaan en nu werd haar door
een zeer vriendelijk meisje, zooals later bleek de _nurse_ der kinderen,
haar kamer gewezen, waar zij haar koffer vond staan en zich eens naar
hartelust kon wasschen aan de fraaie waschtafel met marmeren blad,
waarbij een kan warm water voor haar was gereed gezet.
Wel zag alles er hier heel anders uit dan op Hill House!
HOOFDSTUK IX.
Vier Iersche Kinderen en een Hond.
Zij werd den volgenden ochtend wakker met een gewaarwording alsof zij
nog nooit zoo lekker geslapen had! Even nog bleef zij met half gesloten
oogen liggen, droomerig beseffend hoe prettig het was, niet, als op Hill
House, veel te vroeg door het wreede gelui van een bel te worden gewekt
en juist dacht zij erover op te gaan staan, toen de deur zacht geopend
werd. Een net dienstmeisje trad binnen, opende vlug de gordijnen, deelde
haar mede dat het half acht was en verdween weer.
"Hoe heerlijk, de zon schijnt!" riep Hedwig en zij sprong het bed uit en
liep naar het raam toe om naar het uitzicht te kijken.
"Wat prachtig!"
Het was een kreet van louter verrukking. Had zij ooit eerder zoo iets
gezien?
Het was warm, een echte zomerdag, en zij duwde het raam open, dronk de
zoele lucht in en keek opgetogen om zich heen.
Tegen den
|