boog zij het hoofd dieper en
dieper voorover en verviel in een soort sluimering, tot zij opeens door
het stilstaan der _jaunting-car_ en het geluid van stemmen opgeschrikt
werd en, de oogen wijd openend, een zeer fraai rijtuig voor zich zag,
waarin een deftige heer zat, die haar met groote oplettendheid
beschouwde en ... Mr. Balvourneen bleek te wezen.
Dat zij juist op dit oogenblik haast in slaap was geraakt! Zij vond het
akelig en dwaas te gelijk en zij beet zich op de lippen en ging terstond
heel rechtop zitten, nu bizonder klaar wakker.
De koetsier keek haar lachend aan en gaf haar een vriendschappelijk
knipoogje, doch Mr. Balvourneen vertrok geen spier van zijn gezicht, nam
statig den hoed af, vroeg of hij het genoegen had Fraeulein Eiche te zien
en verzekerde dat hij tot zijn spijt dien dag niet tot Killarney had
kunnen komen en zich eerst te laat de afspraak had herinnerd om haar van
het station te komen afhalen.
Een paar minuten later zat Hedwig tegenover hem in het rijtuig, was haar
koffer op den bok gezet en reed de bezitter van de _jaunting-car_, zeer
tevreden over de belooning hem door Mr. Balvourneen gegeven, naar
Killarney terug.
Het werd nu hoe langer hoe donkerder en meer dan ooit verlangde Hedwig
naar het eind van haar reis. Mr. Balvourneen vroeg een paar malen
beleefd: "_I hope you are not tired?_" en scheen eenigszins verbaasd te
wezen, toen Hedwig zeide dat zij wel vermoeid was. Het begon te regenen,
eerst zacht, toen harder en eindelijk heel hard en toen zij Glengariff
naderden en een zijweg in moesten slaan, werd het noodig bevonden dat
zij uit het rijtuig stapten, omdat de weg uiterst modderig en daardoor
gevaarlijk was geworden. Het kasteel lag hoog en zij moesten een heel
eind stijgen. Hedwig vond het lang geen gemakkelijk werkje, toch kon zij
niet nalaten even te lachen om den eigenaardigen tocht, terwijl zij,
achter haar zwijgzamen geleider aan, bij het gebrekkige licht der
rijtuiglantarens, langzaam voortsukkelde. Maar zij kon haast niet meer,
zoo slaperig was zij en ze was heel blij, toen de weg breeder en vlakker
werd en zij weer in het rijtuig konden stappen.
Eindelijk, eindelijk hoorde zij het kiezel kraken onder de hoeven der
paarden, het rijtuig nam een draai, toen nog een en ... stond stil voor
een groot, fraai gebouw, het kasteel Balvourneen.
Hedwig knipte met de oogen, zoo verblindend was na de grijszwarte
duisternis buiten, de glans van het licht in de smaakvol gemeubel
|