ken, werd
zij weer als een ander mensch. Alles om haar heen was thans levendigheid
en beweging en begroetingen van opgewonden Ieren. Even keek zij rond,
als verwachtte zij half ook iemand te vinden, die uitbundig blij zou
zijn _haar_ te zien, maar er was niemand--natuurlijk was er niemand,
bedacht zij; toch verlangde zij nu aan het eind van haar reis te wezen.
Dit verlangen werd nog sterker, toen zij de stad Dublin goed en wel
achter den rug had en door eenzame streken spoorde, waar, tegen de
purpergetinte bergen, in de ruime riviervalleien, bij de groene
moerassen of op de uitgestrekte heidevelden met de blauwglinsterende
plassen, zich slechts enkele, meest armoedige huizen vertoonden.
Indrukwekkend schoon was het landschap, toch maakte het telkens een
somberen indruk, een indruk, die nog verhoogd werd, toen de zon achter
de wolken verdween en het eenige uren lang zoo stortregende, dat het er
veel van had, als moest geheel Ierland door het water weggespoeld
worden.
"Het is wel jammer dat het in Ierland nogal veel regent," hadden
kennissen van Mrs. Rowley meer dan eens tot Hedwig gezegd en zij moest
er nu aan denken. Als die regen zoo erg was, ja, dan zag Ierland er
zeker niet op zijn voordeeligst uit!
Zij was vermoeid van het zitten, toen zij eindelijk te Killarney
aankwam. Het was nu gelukkig droog en zij verheugde zich op den mooien
rit met Mr. Balvourneen en zag nieuwsgierig rond naar iemand, die aan de
korte beschrijving, haar door Mrs. Balvourneen gezonden, beantwoordde.
"Ik moet maar allereerst kijken of hij er "echt uitziet om op een
kasteel te wonen," zooals Claerchen schreef," besloot zij vroolijk. Maar,
hoe zij ook zocht, zij bemerkte niemand, die, naar hare meening, ook
maar eenigszins aan dien eisch voldeed.
Het was een lastig geval! Een rijtuig van het kasteel Balvourneen was er
_ook_ niet en ze wist dus niet, hoe zij de plaats harer bestemming zou
moeten bereiken. "Dat lijkt in een opzicht althans al bizonder veel op
mijn aankomst te Edinburg," dacht zij. "Het schijnt mijn lot te wezen
nooit van den trein te worden gehaald, als ik er juist zoo stellig op
gerekend heb!"
Ze zou in ieder geval maar beginnen met een half uurtje aan het station
te wachten; kwam Mr. Balvourneen dan nog niet, dan zou zij een van de
_jaunting-cars_[9] zien machtig te worden, die buiten het station
stonden en door uiterst levendige koetsiers werden bewaakt.
Er ging ruim een half uur voorbij en niemand verscheen. Zij l
|