egenwensch en--weg reed de trein.
De maan scheen vrij helder en de overtocht zou wel kalm wezen, had Mrs.
Rowley gezegd. Hedwig vond het een genot al spoedig de frissche zeelucht
door het open raampje naar binnen te voelen komen. Zij stak het hoofd
naar buiten om iets althans te kunnen zien van de schoonheden van
Noordelijk Wales, waardoor zij thans heenstoomde, maar de trein reed
snel door de liefelijke streek heen en bovendien was er een kring om de
maan gekomen en kon zij bij het zwakke licht niet veel onderscheiden.
De haven van Holyhead, schitterend in elektrisch licht, maakte des te
meer indruk op haar en toen zij--het was nu twee uur in den nacht--naar
de boot toeliep, kwam het prettige, oude, energieke gevoel weer over
haar, dat zij op Hill House soms verloren had gewaand.
Er waren nog zeer vele andere passagiers en zij besloot dus maar op het
dek te blijven en niet te bed te gaan; zij zou het zeker boven beter
hebben dan beneden in de overvolle dameskajuit. Zij vond een stoel en
een beschut plaatsje tegen de leuning der trap en zij genoot de mooie
afvaart en later het gezicht op den fraaien vuurtoren, die, vanaf de
reusachtige rotsblokken van den South Stack Rock, bundels lichtstralen
strooit over de geheele baai van Carnavon.
Met het hoofd geleund tegen den rug van haar vouwstoeltje en met
welbehagen de zoute zeelucht inademend, zat zij rustig te peinzen, tot
hare oogen dichtvielen en zij in slaap geraakte. Het was zoel zomerweer
en er was juist genoeg wind om de reis prettig te maken, zoodat er aan
zeeziekte nauwelijks gedacht behoefde te worden. Zij sliep dan ook kalm
door tot het daglicht haar in het gezicht scheen en zij, de oogen
openend, Ierland voor zich zag.
O, wat was het mooi, veel mooier nog dan zij het zich voorgesteld had!
Doodstil bleef zij zitten, geheel verdiept in het teere schoon voor
haar.
In grootsche golving lag daar de schilderachtige baai van Dublin. De
vroege ochtendzon wierp glinsterende lichtvlekjes op het water, dat
eigenaardig levendig scheen in tegenstelling met de nog half droomende
stad. De stille, blauwgetinte bergen, de bevallige villa's met de
kleurige bloemen, de sierlijke, witte torenspitsen, die zich fijn en
rank afteekenden tegen de heldere lucht, het was alles vol van een
bekoorlijkheid, die haar als gevangen hield en ontroerde.
Toen men echter aan Kingstown Pier landde en zij zich haasten moest om
voor haar koffer te zorgen en een plaats in den trein te zoe
|