n schater; de rooknevel
van geurende cigaren steeg langzaam naar de zoldering.
Na een uurtje begonnen Jozef en zijn vrienden zich te vervelen. Aan
andere tafeltjes spraken zij nog een paar vrienden aan, en groetten een
paar kennissen en gingen nog een beetje de straat op.
Twee dagen later ontving de heer de Stuwen een dik zorgvuldig toegemaakt
koevert, dat hij ook op een avond, ook in zijn achterkamer, bij het nog
flauwer brandend kolomkacheltje, openmaakte.
Jozef legde er zijn maatschappelijken toestand in bloot. Hij was
eigenaar en bestuurder van een effektenzaak, die jaarlijks een acht-a
tienduizend gulden afwierp. De omstandigheid, dat hij aan een bekwaam en
ijverig kashouder de leiding van het kantoor had toevertrouwd, stelde
hem in de gelegenheid zijn tijd, die niet aan het maatschappelijk
verkeer was gewijd, met lezen en studeeren door te brengen. Dikwijls was
hij maar een half uur per dag op zijn kantoor en zijn overigen tijd
thuis, of, zelden, in de club. Maar 't sprak dat hij voortaan al zijn
lidmaatschappen van societeiten en verdere celibatairs-genootschappen op
zou zeggen, om met zijn vrouwtje, alleen voor en in zijn eigen huis te
leven. Hij wilde zich ook ernstiger nog als nu op de studie toeleggen,
een bezigheid, die, wilde zij vruchten dragen, op zich zelf al veel van
zijn vorderen zou.
Terwijl de Stuwen den brief weer bij de andere papieren in den omslag
lei, dacht hij na over het besluit dat hij zou nemen. Hij glimlachte.
Mathilde had sinds die paar dagen nauwelijks van Jozef durven spreken.
Alleen gisteren-avond, toen hij haar een beetje plechtig had afgevraagd,
of zij wezenlijk, in het volle besef van wat de toekomst zou brengen,
van Wildens vrouw wou worden, had zij hem doen blijken, hoeveel zij van
Jozef hield. Zij verzekerde alles overwogen, over alles nagedacht te
hebben en tot het besluit te zijn gekomen, dat haar toekomst was aan de
zijde van dien man te leven en te sterven.
Er was dus, dacht de Stuwen, niets tegen het huwelijk ... Hij had immers
zelf, hij, die Jozef misschien 't best van allen kende, toch nog de
laatste dagen hier daar in de stad naar de reputatie van zijn aanstaande
schoonzoon geinformeerd en overal waren hem de beste berichten gegeven.
Vroeger had Jozef wel een beetje "gesjouwd", schreef een van de heeren,
dien hij inlichtingen had gevraagd, maar hij was toch altijd, vooral in
den laatsten tijd, een bedaarde jongen geweest. Hij zou van Wilden dus
maar andwoorden en
|