n,
water, dat zij begeerig aan den mond brachten.... Arme kleinen, zij
leden zoo geweldig door honger en dorst!
Eindelijk bereikten zij eene plaats, waar het water veel breeder was,
want een tweede beekje vereenigde er zijne golfjes met die van het
eerste. Hier zwommen eendvogels, in menigte en Atto bemertke, dat zijn
zusje en hij, den zoom van het woud hadden bereikt. Wilgjes ruischten
aan den oever van den vliet en de kinderen betraden vol blijdschap eene
malsche weide, waar verscheidene koeien graasden.
"Daar komt een man," kreet eensklaps Juna met blijde verrassing.
"Gangusso! vaders vriend! dezelfde, die verleden jaar onze berenhuid
kocht!" lachte Atto en de man, van zijnen kant, scheen de kinderen te
herkennen, want hij liet een rooden doek boven zijn hoofd zwaaien en
spoedde zich naar de kleinen.
Gangusso was een man van groote gestalte, met blauwe oogen en lange,
blonde haarvlechten. Hij droeg lederen schoenen en korte, nauwsluitende
kleederen.
Hij nam de verdwaalde kinderen bij de hand, bracht ze naar zijne
woning, op welker drempel zijne vrouw en een paar dienstmaagden, naar de
kinderen stonden te zien.
Snikkend verhaalden de kleinen hun treurig wedervaren, maar Gangusso
stelde hen gerust en beloofde, hen zoo spoedig mogelijk naar hunne
ouders te brengen.
Een verkwikkend maal: brood, melk, gebraden zwijnevleesch werd den
kinderen aangeboden, maar toen zij verzadigd waren, verklaarde Gangusso,
dat de dag te ver gevorderd was om den terugtocht aan te nemen.
De dienstmaagden brachten versch stroo, spreidden het op den grond en
bedekten het met zachte huiden. Dit was het bed, waarop de kleinen den
nacht doorbrachten.
's Anderendaags verlieten zij, onder het geleidde van Gangusso, de
herbergzame woning, waar hun zulk vriendelijk onthaal te beurt viel.
De bewoners der naburige hutten, die reeds van hunne komst verwittigd
waren, groetten hen lachend en wenschten hun hartelijk "goede reis!"
Omtrent den middag bereikten de kinderen een breed water, dat niet diep
was, want de reizigers doorwaadden het zonder moeite.
Nu stapten zij verder over heiden en dwars door wouden en bereikten
omstreeks den avond, de ouderlijke hut.
Hoe gelukkig waren de ouders van Juna en Atto, toen zij hunne kinderen
wederzagen! Hoe hartelijk schonken zij hun vergiffenis en hoe vurig
dankten zij hunnen vriend, den braven, dienstvaardigen Gangusso.
2.--Oud Belgie.
[Illustration: Gallische landbouwer.]
|