en voor den ingang en koutten
met eenen landman, die door een blonden, forschen jongeling was
vergezeld.
"Ben ik nog ver van Tongeren" vroeg hun de reiziger? "Nog vier mijlen"
luidde het antwoord en de landman, die heel praatziek was, voegde er
bij: "Zoo gij wilt, kunnen wij samen een deel van den weg afleggen, want
ik woon op eene mijl van de stad. "Hier Vertico", riep hij op norschen
toon tot zijn gezel, "draag deze ledige korven en volg ons".
Marcus aanvaardde het aanbod van den landman en weldra stapte het
tweetal den heirweg op.--Zwijgend, het hoofd ter aarde gebogen, ging
Vertico, die de knecht des landmans was, achteraan, terwijl zijn meester
aan zijn toevalligen reisgenoot, allerlei inlichtingen gaf, die Marcus
hem in het geheel niet vroeg.
"Ik bewoon eene hoeve" sprak hij, "ik fok zwijnen, runderen, schapen;
mijne vrouw teelt ganzen en eendvogels; dezen morgen leidde ik naar de
villa, waar gij mij ontmoettet, een mooi zwart paard, dat ik aan den
heer des huizes verkocht...." en hij klopte lachend op zijn welgevulde
beugeltasch.
Eenige schreden verder bereikten onze reizigers eene woonstede, die,
naar het uiterlijke te oordeelen, een herberg was.
"Ik heb dorst", sprak de landman, "willen wij hier binnentreden en den
beker ledigen op uwe voorspoedige reis?"
Marcus bewilligde en, nauwelijks hadden onze mannen in de gelagkamer
plaats genomen, of eenige Romeinsche soldaten traden binnen.
Zij waren zeer luidruchtig, bestelden eene kruik wijn en vroegen
dobbelsteenen aan den waard, die zich haastte aan hun eisch te voldoen.
"Wie speelt mede?" vroegen zij luid, en de landman, wiens oogen van
verlangen fonkelden, wierp een geldstuk op de tafel.
Het lot was hem ongunstig, hij verloor slag op slag. Weldra was zijne
beurs ledig, maar het spel ging zijnen gang.
"Schei uit" fluisterde hem Marcus in het oor, maar de man schudde
halsstarrig het hoofd.
"Is de jongeling, die u vergezelt, uw knecht?" vroeg een der soldaten.
"Ik zet het geld, dat ik u afwon, tegen hem in, hij is jong en schoon
... een slaaf, die geld waard is...."
"Ik ben geen slaaf, hatelijke vreemdeling" klonk het opeens uit
Vertico's mond, terwijl hij dreigend opsprong en de kloeke vuisten
balde.
"Dat zullen wij zien!" riepen de soldaten en trokken hun zwaard uit de
scheede.
Marcus ook was opgesprongen. "Wie dezen jongeling aanraakt, klaag ik te
Tongeren bij den bevelhebber aan!" sprak hij met krachtige stem, terwijl
hij zich fi
|