den Rijn en den Donau, over Konstantinopel en door Syrie, Jerusalem
wenschten te bereiken.
Thans begon voor Jakob en zijne nieuwe vrienden een leven van
opoffering en ontbering.
De tocht duurde maanden en maanden, niet zelden ontbrak het den
kruisvaarders aan levensmiddelen en aan drinkwater.
Hoe nader zij aan het einddoel hunner reis waren, hoe grooter hun lijden
werd.
Brandende hitte, besmettelijke ziekten, vermoeienis doodden duizenden
kruisvaarders. Niet zelden waren de inwoners der streken, die zij
doortrokken, den reizigers vijandig en, zoodra zij in Azie aanlandden,
verdubbelden de moeilijkheden.
Dank aan zijn krachtig gestel, bood Jakob weerstand aan ziekte en
vermoeienis; dag en nacht was hij op de been; de pijlen des vijands
schrikten hem niet af en de akelige slagvelden betrad hij zonder vrees.
Eindelijk, na een zwaar beleg en eene bloedige bestorming, werd
Jeruzalem ingenomen. Jakob woonde soms gruwelijke slachtingen bij; maar
hij nam daaraan geen deel, hij verzorgde de gekwetste strijders en
begroef de dooden. Na de inneming van Jeruzalem keerden talrijke
kruisvaarders naar hun vaderland terug, doch Jakob bleef in Palestina om
zich te volmaken in de heel-en geneeskunde, die er veel meer gevorderd
waren dan in zijne geboortestreek.
Toen hij, na zeven jaar naar hier terug keerde, vertoefde hij in
verschillende steden, waar hij, als ziekenverpleger, aan de bevolking
groote diensten bewees.
[Illustration: Lijder aan melaatschheid.[24]]
De vrome kluizenaar was reeds lang overleden.
30.--De Kruistochten.
Alhoewel de wegen slecht en onveilig waren, ondernamen onze voorouders
niet zelden verre bedevaarten: naar Tours in Frankrijk, naar Rome in
Italie, naar Jeruzalem in Azie. Maar toen de Turken laatstgenoemde stad
bezaten, stonden de Christenen er aan mishandelingen bloot. Ook vreesden
de volkeren van Westelijk Europa, met reden, dat bovengenoemde Turken
zich weldra van de stad Konstantinopel meester maken en verder ons
werelddeel zouden bedreigen.
Om dit te beletten ondernamen zij krijgstochten, die men "Kruistochten"
noemt, want het schijnt, dat zij die er aan deel namen als
herkenningsteeken een kruis van roode stof op hunnen schouder of hunne
borst naaiden.
De kruisvaarders waren: edellieden, die alvorens te vertrekken, hunne
goederen aan kloosters of kerken afstonden, of hun slot, hunne velden,
hunne wouden verkochten om wapens te koopen en krijgslieden aan te
werven; o
|