pijn van Herstal bekleedde in 687 de waardigheid
van Majordomus. Hij verbeterde het Frankische leger en breidde zijne
heerschappij uit over onderscheiden Germaansche volken. Zijn zoon, Karel
Martel, werd door zijne overwinning op de Mooren, de redder van de
Christenheid.
Intusschen was het koningschap der Merovingers[14] zoo onbeduidend
geworden, dat de zoon van Karel Martel, Pepijn de Korte (741-768) na de
zege te hebben behaald in den strijd tegen deSaksers in Germanie en tegen
de Longobarden in Italie, zich niet ontzag den laatsten Merovinger in een
klooster te plaatsen en zelf den troon te beklimmen. Dit gebeurde in 752.
In het volgende verhaal zullen wij kennis maken met Karel, bijgenaamd
den Grooten, den vermaarden zoon van Pepijn.
21.--Van eenen armen, kleinen Zanger en een grooten Keizer.
Er was eens een stokoud moedertje, dat, met haren kleinzoon Engel, een
tienjarigen knaap, eene kleine, lage hut bewoonde, vlak aan den oever
der Schelde, dichtbij de abdij van Sint Bavo, te Gent.
Engel had een stemmetje, zoo helder als kristal; de jongen deed dan ook,
dag in, dag uit, niets dan zingen. In huis, aan den oever der rivier, in
het woud, op de weide, liet hij de eenvoudige volksliederen weerklinken,
die herders en herderinnen, knapen en meisjes hem leerden, als zij
bloemen plukten of hout sprokkelden.
De heeren der abdij kenden Bertilia en haren kleinzoon en, toen de oude
vrouw, op zekeren stillen zomeravond voor eeuwig insliep, ontfermden zij
zich over de wees en besloten voor zijne opvoeding te zorgen. Zij
onderwezen den knaap in het kerkgezang en in de Latijnsche taal en
Engel, die vlug van begrip en leerzaam was, werd een uitmuntend
kerkzanger.
Op zekeren dag had in de abdij van Sint Bavo eene plechtige gebeurtenis
plaats. Karel, koning der Franken, keizer van het Westen, die de oevers
der Noordzee wilde bezoeken, stapte af in de abdij en genoot in de kerk
eene luisterrijke ontvangst.
Het bedehuis was met kostbare draperieen behangen; gouden wierookvaten
geurden, heerlijke Halleluja's weerklonken. Engel zong ter eer van den
vorst eene prachtige hymne die, op al de aanwezigen een diepen indruk
maakte en niet het minst op den keizer die, behalve een groot krijgsman
en vroom Christen, ook een bewonderaar was van de gewijde toonkunst.
Na de plechtigheid liet Karel zich den jongen zanger voorstellen, die
hem, om zijn innemend voorkomen en bescheiden manieren, zoo beviel, dat
hij besloot Eng
|