aan den heirweg, dien de heer deed leggen van af
zijn slot, over de heuvels, naar eene naburige heerlijkheid, erfdeel van
zijne vrouw.
Beide jongelingen leidden een hoogst ellendig leven. Zij waren slecht
gevoed en gekleed en kenden van heel de mooie, wijde wereld, niets dan
hunne armoedige hut en het slot van hunnen heer.
"Willen wij vluchten" sprak op zekeren lentenmorgen Klaas tot zijnen
vriend, en op zijn bevestigend antwoord, verlieten zij hunne
geboorteplaats en gingen door bosch en brem tot aan den oever der
Schelde, langswaar zij de naburige stad Gent hoopten te bereiken. "In
steden" zei Klaas, "zijn de menschen gelukkiger, vrijer, en hangen er
niet af van de willekeur van een gestrengen heer."
"Laten wij verder gaan, altijd verder," antwoordde Jan en stapte moedig
voort aan de zijde van zijnen vriend.
Een schip, geladen met Doorniksche steenen voer langzaam op het water
voorbij; twee mannen hadden moeite om het voort te trekken.
"Schipper, mogen wij helpen" vroeg Jan en toen hij een bevestigend
antwoord ontving, lieten de knapen zich in het gareel spannen en trokken
er duchtig op los.
Na een paar uren liet de schipper hun brood, kaas en bier voorzetten,
waarna zij weder lustig den arbeid hernamen.
Te Gent was er veel drukte; schepen werden geladen en ontladen,
koopwaren gekocht en verkocht.
Op de marktplaatsen durfden de jongens zich niet wagen, omdat zij
vreesden herkend te worden, maar, van den schipper vernomen hebbende,
dat hij naar Brugge moest, vroegen zij tot in deze stad in zijnen dienst
te mogen blijven.
Hij stemde er in toe, maar weldra moesten de knapen hunnen weldoener
verlaten, want van Brugge voer hij terug naar Gent en vandaar voorbij
Gaver en Oudenaarde naar Doornik om eene nieuwe lading.
Onderweg echter had de brave schipper de twee vluchtelingen leeren
waardeeren. Zij hadden hem hun droevig lot kenbaar gemaakt en door zijne
voorspraak, vonden zij te Brugge werk bij reizende kooplieden, die zich
maar de jaarmarkt van Thorhout begaven.
Die jaarmarkt was toen de voornaamste van het land; op de wegen, die er
henen leidden, ontmoette men rijtuigen en reizigers uit verschillende
streken, alsook zware wagens, door zes paarden getrokken en beladen met
laken, leder, wapens, koperen en tinnen vaatwerk, wijn, bier en wat al
meer.
De jaarmarkt te Thorhout duurde verscheidene weken; zij werd niet alleen
door Vlamingen bezocht, maar ook door Walen, Franschen, Duitschers,
Italian
|