teland tot hooge waardigheden op te klimmen. Hij begeerde
echter eer noch roem en besloot Christen zendeling te worden.
Hij reisde naar de oevers der Schelde, waar de inwoners aan den
Germaanschen godsdienst getrouw waren gebleven.
Vergezeld van enkele geloofsgenooten bereikte hij de plaats, waar Lei en
Schelde samenvloeien, ongeveer waar zich heden de stad Gent bevindt. In
dien tijd echter was de landstreek woest en bar, en de inwoners namen
tegenover Amandus eene vijandige, zelfs dreigende houding aan.
Zulks schrikte zijne vrienden af; zij verlieten hem, op twee na, die
noch voor ontberingen, noch voor bedreigingen terugdeinsden.
Langzaam, zeer langzaam, verminderde het wantrouwen der bevolking. Eenige,
en later een groot aantal menschen bekeerden zich tot den nieuwen
godsdienst.
Omstreeks het jaar 631 bouwde Amandus eene kerk, die heel
waarschijnlijk van hout was, een kegelvormig dak bezat en met stroo was
gedekt. Rondom deze kerk vestigden zich geloovigen, leerlingen en
volgelingen van Amandus.
Dit was de oorsprong der abdij van Sint Bavo.
Waarom zij aldus werd genoemd, zult gij in het volgend verhaal vernemen.
18.--Sint Bavo.
In Haspengouw woonde toen een zeer rijk en voornaam heer, Bavo genaamd.
Met vorsten was hij verwant en hij leefde gedurende langen tijd enkel
voor wereldsche genoegens.
[Illustration: Doopkapel van Sint Macharius (1179), in de abdij van Sint
Bavo.]
Het voorbeeld van enkele zijner familieleden en vooral dat van Amandus
bracht hem tot inkeer. Bavo besloot zijn leven aan den godsdienst te
wijden. Hij deed afstand van weelde en wereldsche genoegens,
onderscheidde zich door zijne milddadigheid en toefde geruimen tijd in
de abdij, gesticht door Amandus.
Hij schonk haar rijkdommen en uitgestrekte landerijen. Na zijnen dood,
in 654, werd de abdij naar zijnen naam genoemd.
Vele rijke mannen en vrouwen schonken, in navolging van Bavo, gronden,
bosschen, weilanden, vijvers, aan de abdij, die langzamerhand rijk werd.
[Illustration: Fragment van een Romaansch klooster.]
Weldra was de houten kerk door eenen steenen kerk vervangen; een
klooster werd gebouwd waarin zich de cellen der monniken bevonden,
talrijke bijgebouwen werden opgetrokken: schoollokalen, molen,
brouwerij, smis, werkplaatsen voor handenarbeid, stallingen, schuren. In
het omliggende strekten zich tuinen, weiden en boomgaarden uit; want, de
monniken bebouwden de velden en ontgonnen de woestenijen.
D
|