zonen Karel, Lother, en
Lodewijk betwistten elkander het vaderlijk erfdeel. In 843 sloten zij
het verdrag van Verdun[19], dat het rijk van Karel den Groote in drie
rijken verdeelde. De hierbij gevoegde landkaart zal u over deze
verdeeling een juister denkbeeld geven. Bezie ze met aandacht en bemerk
dat de landstreek gelegen tusschen de Schelde en de Noordzee aan Karel
kwam, en deel maakte van Frankrijk; het overige-het grootste deel van
het tegenwoordig Belgie--kwam aan Lother, terwijl Germanie ten deel viel
aan Lodewijk.
Deze verdeeling die, voor de toekomst, van groot gewicht was, werd later
door andere verdeelingen gevolgd: de landstreek tusschen Schelde en
Rijn, weldra Neder-Lotharingen of Lotherrijk geheeten kwam aan Germanie.
De streek tusschen de Schelde en de Noordzee, bleef aan Frankrijk.
Verdeeld door hunne onderlinge twisten en oorlogen, waren de zwakke
opvolgers van Karel den Groote, zelden in staat de Noormannen tegen te
houden; ook ondernamen deze niet een maar herhaalde invallen aan de
oevers van den Rijn, de Maas, de Schelde en hunne bijrivieren.
Langzamerhand lieten zij hun zwervend leven varen.--Eenigen vestigden
zich in het gedeelte van Frankrijk, dat naar hen, Normandie geheeten
werd.
Wie klommen, denkt gij, gedurende die akelige tijden, bij het volk in
aanzien? Zonder twijfel waren het de onverschrokken mannen, hertogen,
graven en andere heeren, die, evenals Renier, zich tegen de Noormannen
durfden verzetten. Men achtte ze veel meer, dan de machtelooze koningen,
die niet in staat waren hun land en hunne onderdanen tegen vreemde
indringers te verdedigen.
Vele weerlooze, zwakke menschen stelden zich vrijwillig, zooals
voorgaand verhaal ons leerde, onder de bescherming dier heeren. Deze
legden hier en daar sterke burchten aan, waar zij zich konden verdedigen
tegen hunne vijanden.
De macht dezer heeren ging over op hunne zonen en latere afstammelingen
met wier eigenaardig schilderachtig leven, gij in het volgend verhaal
kennis zult leeren maken.
25.--Anneken Soete, de kleine herderin.
Op een verzengend heeten zomer waren frissche, kalme najaarsdagen
gevolgd.
's Morgens, na zonsopgang, hingen zilveren nevels over de heerlijke
Vlaamsche vlakte en duizenden vogels maakten zich gereed om de
jaarlijksche reis naar de warme zuiderlanden aan te vangen.
Aan den zoom van het mastbosch, voor het lage deurtje van eene leemen
hut, stond een vijftienjarig meisje, dat angstig in de vert
|